Ze kan ongelukkig zijn. Ongelukkig in haar werk. Ongelukkig met wat ze heeft. In de liefde. Ongeluk kan een schaduw werpen op de meest mooie dingen. Ze kan er in blijven hangen. Dan kan ze niet eens zien dat ze uit die schaduw kan stappen. Ze haar gezicht kan richten naar de zon die zijdelings langs haar ongeluk schijnt. Dat ze dat kan.
Andermans ongeluk heeft een functie. Je ziet het overal. Het is een verdien model. Mensen die voor de camera grenzenloos gelukkig zijn en binnen een paar dagen alles op geven. Op een eiland met uitdagende schepsels. De Sirenen die hun toehoorders verleidden met gezang. Ze daarna worden opvreten voor de camera.
Om dat voor elkaar te krijgen moet je uitzonderlijke situatie creëren. Want geluk kan best tegen een stootje – een zetje. Mensen die zich opgeven voor dat soort programma’s weten dat ze nog maar één zetje nodig hebben. En als zij het niet weten dan weet de redactie het wel.
Wij willen gelukkig zijn, maar zijn beter in ongeluk. Ongeluk is makkelijk – je kunt het al wijzend met een vingertje naar iemand anders opwekken. Zo makkelijk. Geluk niet – daar moet je iets voor doen. Energie die je niet altijd hebt. Ik snap het wel, maar je moet blijven opletten.
Ik ben ongelukkig door jou. Jij die ooit zo mooi was zit nu laveloos op de bank. Jij die hunkerde naar mij – ziet mij nu niet meer staan. Die de koelkast leeg vreet en het ooit zo mooie lekkere lichaam bedekt met een laagje. Laagje op laagje. Laagjes tegen mij. Dat ik niet meer weet waarom je hier bent. Je te veel ruimte inneemt in ons bed. Als ik me omdraai – het echt niet meer gaat gebeuren.
Je kunt dat doen – wijzen. Het is heerlijk. Het is wat wij zo goed kunnen. Terugdenkers – terugschrijvers dat zijn wij. Nu meer dan ooit. Terwijl we kijken naar wat is gepasseerd – bij een ander. In een façade boekje. Op een schermpje waar het gras zo groen is. De schaduwen zo klein lijken. Als bij een eiland waar de dochters van een zeegod staan te wuiven.
Zij die met hun gezang je de gedachte ontnemen dat je hem of haar best kunt zeggen wat je vindt. Je kunt helpen. Je het kunt helpen. Dat je samen kunt letten op wat je eet. Samen kunt genieten van wat je hebt. Je ook mag snoepen, maar dan van elkaar. Door meer te wandelen en meer te doen. Je praat. Je zijn of haar jas in de schoot werpt en zegt.
Nu!