Het woord lief heeft een positieve lading, maar kan niet eenduidig worden gedefinieerd. Zo kan het woord dierbaar, aardig, gewenst, geliefd of sympathiek betekenen. Woorden die het vriendelijke karakter van iets of iemand beschrijven, kunnen over het algemeen een synoniem zijn van lief.
Je kunt hopeloos opzoek gaan naar lief. Iets sympathiek. Waar je naar kunt kijken. Luisteren als ze zingt. Verdwaald in haar geluid. Als de wereld draait – de wereld buigt. Buigt voor iets lief – smeekt om iets moois. Jouw wereld – die van mij. Die van een ander. Het zijn best doet voor iets lief.
Want lief kost moeite. Dierbare tijd. Niet lief is makkelijker. Sneller. Een snauw, schreeuw. Lelijk – ongewenst is zo gedaan. Zo gemaakt. Gedrochten – die elk lief opvreten. Peuzelen en kauwen. Uitspugen – niet doorslikken. Grommen – mopperen en dat delen. Niet lief.
Niet lief is een begin zonder einde. Vaak. Een einde aan niet lief is moeilijk. Niet onmogelijk. Lastig – met lief lukt het meestal, maar lief kost altijd tijd. Kostbare tijd. Geduld – energie. Niet lief is zo gevonden. Zonder moeite – is niet lief.
Waar was ik de dag voordat ik jouw lieve gezicht zag? Voor jouw lach – jouw traan? Jouw stem – jouw kleur? Jouw lief – dat van jou? Ik weet het wel maar het lijkt zo ver weg. Zo onbelangrijk. Tot ik het zag en mocht houden – van houden. Want jouw lief is zo vernuftig. Als een kaartje. Een briefje – een bandje, een berichtje. Als een verhaaltje als ze slapen gaan. Mijn kinderen vallen – langzaam. Zo lief.
Want lief is zoeken. Zoeken naar iets kleins. Details – verfijningen. Vinden en uitvergroten. Lief is klein maar enorm – als je het vindt. Lief is niet grof – hoekig of bonkig. Het zijn lijnen en kleuren – niet alle kleuren. Heldere dragers – tonen. Lief is tonen – noten. Kleine geluidjes – als ze het kreunt. Fluistert – zucht. Lief zit in details.
Deze stad – dit volk opzoek naar een lief. Iets gewenst op dat moment. Voor langere tijd of vluchtig. Of gedoemd – met bleke gezichten. Zonder zonlicht dat hun kleurt. Thuis blijvers en swipers. Tikkers, maar niet praters. Zoekers – vinders – vinden andere die vrijen. Iets dat lijkt op liefde. Acteren en niet houden. Niet lief. Dat is niet het lief.
Jij bent mijn lief – mijn liefde die ik heb gevonden. Allerliefste omdat ik moet zoeken tussen het niet altijd even lief. Dat van mij – dat van jou. Dat van anderen. Zoeken – delven. Spitten – scheppen, filteren naar dat kleine stukje lief. Als ik oplet. Tijd schenk aan het lief dat jij bent – ik ben voor jou. Ik lief ben voor jou.
Lief is niet makkelijk – ik heb dat van jou zo lief.