Een speelhoek is een plek bij voorkeur in een hoek waar je kunt spelen. Een spel is een activiteit, buiten de gewone dagelijkse bezigheden, waaraan men kan deelnemen, als vermaak en/of om een of meer vaardigheden of talenten ten volle te benutten of te vergroten.
Haar lichaam is een speelhoek een speelplaats van mogelijkheden. Het liefst in die hoeken – waar dingen samen komen. Een oortje om op de knabbelen. Ogen om in te zwemmen. Huid om langs te varen – strelen. Handen te kort – mogelijkheden te over. Als ze danst – huppelt als ze stampt met haar voeten. Vooral als ze het niet verwacht. Bibbert van de kou. Ik haar adem zie. Ze ruikt naar slaap en snurk. Ik het knuffel.
Knuffel als ik het lief heb – dat lichaam. Dat alles kan. Dingen heeft gecreëerd. Toen mijn kinderen haar hart hoorde. Dichter waren dan dat ik er ooit kon zijn. Maandenlang. Als een mantra – een klok. Als het faalt heel af en toe. Als het bloedt. Pijntjes – rimpels, lijnen als grenzen. Rivieren die klieven in haar – langzaam maar zeker. Als het onvermijdelijke. Als de tijd.
De tijd die we hebben. Elke minuut, elk uur als ik haar zie. Als ik allang iets anders kan doen, maar blijf zitten. Ik wil zien hoe ze zich aankleedt. Dat bedekt wat ik zo mooi vind – zo heerlijk. Er geen tijd is voor spelen. Ik het zo graag wil. Ik mij in hou. Ze me ziet zitten en vraagt: “Wat?” ik antwoord: “Alles”, of “Ik blijf nog even zitten.” Andere dingen zeg. Om een lach. Voordat de dag begint – ze is aangekleed. Het is verborgen. We verbergen wat we zijn. Voor de anderen.
Op de Montessorischool was het niets voor mij. In mijn ribfluwelen broek. Met mijn te lange mouwen waar mijn handen in verdwenen. Ik stil in de speelhoek verdween met Sofie. Ze als een engeltje stond te wachten met haar blonde vlechten en haar ronde brilletje. Ze mijn hand pakte en wij vader en moedertje speelde. Tot de juf vroeg wat het plan was. Ik niet begreep dat ik nog iets anders moest doen. Moest plannen, Wij net ons broodje hadden gesmeerd – onze thee hadden gezet. Ze mij een kus gaf op mijn wang en ik naar mijn werk ging. Verderop in de speelhoek.
Geen tijd voor speelhoeken. Niet als ze vertrekt. Werkt en doet. Als ik haar hoor – haar stem resoneert in dat lichaam. Via een lijntje een netwerk vol andere stemmen. Langs een speaker. Haar hoor lachen. Ik weet hoe dat eruit ziet – dat klinkt.
Als ik haar mis. Ik een speelkwartier wil – een verlenging en uitloop. Een uurtje – als een vuurtje – een brand die zij moet blussen. Met haar lichaam, met een kus. Met iets vlug – altijd te vlug. Te snel – te snel voorbij. Hoe lang ook – toch altijd te kort.
Als ik een speelhoek wil.