Tuigage is de verzamelnaam voor alle zeilen, staand – vast en lopend – beweegbaar. Het touwwerk en de rondhouten die nodig zijn om een schip voort te bewegen en om een schip te laten ankeren. De aan boord aanwezig hijstoestellen voor het aan / van boord brengen van lading en de sloepen behoren ook tot de tuigage.
Zeilen zijn belangrijk als je een vrouw wilt bereiken. Als je aan wal wilt en langs haar huid je schip wilt aanmeren. Je mag wandelen langs de oneffenheden en haar curves en dieptes. Als ze dat goed vindt. Anders moet je blijven zeilen – genieten van haar – van ver en blijven opletten. Tot de wind je zeilen pakt en jou opnieuw naar haar toe blaast. Je nog een poging mag wagen, ze zich misschien het laatste stukje naar je toetrekt.
Ik weet niet wat Simone dacht in dat eerste weekend. Of ze niet weg had kunnen lopen en het als een eenmalig moment had aangenomen. Punt was alleen dat ik haar niet meer losliet. Dat ik haar wilde houden. Het niet in mij opkwam dat zij daar misschien wel anders over dacht. Die week daarop ging ze voor een week naar Mallorca. Was het de meivakantie en ging ze met de Nicolette – de vriendin die had aangedrongen op het brengen van een nieuw biertje in het Patronaat – op pad.
We hadden die donderdag afgesproken bij Café de Studio met Nicolette en haar vriend Jeroen. De dingen voor de vakantie werden besproken. Jeroen zou hun die vrijdag wegbrengen naar Schiphol. Nadat ik al een tijdje niet veel had gezegd voegde ik eindelijk iets toe aan het gesprek. “Hee, Jeroen, als je de dames wegbrengt mag ik dan met je mee rijden, dan brengen we ze samen weg?”, vroeg ik.
Ik droomde dat je daarna nooit meer zonder mij vertrok. Je dat wel mocht maar we het gewoon niet deden. Ik droomde dat we meer werden dan twee, eerst drie en toen vier en vijf. Dat jij nooit meer zonder mij, maar ook nooit meer alleen hoefde te zijn. Jij met mij waren wij. Wij met hun waren alles. Alles en altijd. Als een schip. Onze zeilen samen – alle zeilen, staand – vast en lopend – beweegbaar. En we gingen zeilen – eindeloos.
Het was de eerste keer dat Simone mij een beetje naar haar toetrok. Ze me aankeek en ik zag dat ze dacht: “Misschien.” Ook de eerste keer sinds een tijdje dat ze weer een beetje vertrouwen kreeg in liefde – in mannen. Zij was niet alleen zelf ergens in de steek gelaten. De sukkel voor mij had immens gefaald. Ze woonde inmiddels samen met haar zus die ook wist hoe mannen konden falen.
Simone lachte: “Kom je me dan ook ophalen?”, vroeg ze.
“Natuurlijk”, zei ik. “Ik ben er ook weer als jij terugkomt.”