Het Innerlijk landschap is datgene waar ons gemanifesteerde lichaam uit ontstaat en weer in terug stroomt, meer als een potentie. Dit lichaam is in zijn geheel buitengewoon overvloedig. Alles in dit landschap heeft de originele instellingen, alles is compleet en
te ontdekken. Vanaf de geboorte. Het werkt zo als het behoord te werken met behoeftes – respons en ongekende momenten van heerlijkheid.Natuurlijk had ik heus momenten in bed dat ik bedacht dat het allemaal anders ging lopen. Dat wat we hadden afgesproken door mij kon worden aangepast met charme en een hunkering naar elkaar. Ik wist echter ook dat Nienke allang zichzelf deze vragen had gesteld en had besloten dat die dag niet deze was. Dat moment was niet nu. En als Nienke dat had bedacht was zelfs alles dat ik kon inzetten en ik had geleerd van al die anderen niet genoeg.
“Dit moet uit.”, zeg ik als een klein kind. “Dat is prima, maar het is wel het enige.”, zegt ze. En zo was het. “Sorry, ik stel mij aan, laat het maar aan.”, zeg ik. “Dat snap ik wel.”, zegt ze. “Ik lig hier ook maar voor het grijpen. Zo lijkt het.” Ik pak mijn schriftje, “Zal ik iets voorlezen.”, zeg ik. “Wil je dat? Het is toch je dagboek?”, zeg ze. “Nee hoor, mannen hebben geen dagboeken. Het gaat wel allemaal over vriendinnen.”, zeg ik. “Natuurlijk”, zegt ze. Ik blader wat door.
De geur van een meisje – een vrouw in je bed zou je moeten bottelen – opslaan. Daar zou je echt goud voor kunnen vragen. Mannen zouden er voor afreizen – van ver – heel ver. Omdat het ze ergens aan doet denken. Een voet onder het laken vandaan. Het ritme van haar adem. De warmte van haar lichaam. Als je wakker wordt. Voordat je iets ziet, voordat je haar hoort of voelt – ruik je haar. Als het eerste zintuig dat getuige is – dat ze ligt in bed, in dit bed met jou.
Nienke ligt op mijn schouder. Haar hand draait krulletjes om het kleine beetje borsthaar dat ik heb. “Wanneer heb je dat geschreven dan?”. Er staat geen datum bij. “Ik denk elke maand een zin.”, zeg ik. “Mooi”, zegt ze.
“Wat zou je doen dan als eerste – als je vrijspel had? Als we nu zouden zeggen dat we wel alles mochten en gingen doen?” Het is een oneerlijke vraag. “Sorry hoor dit is geen streekroman.”, zeg ik. “Ik zou tegen je zeggen: ga lekker slapen lieverd – morgen weer een dag.” Misschien snauwde ik wel – ik was immers net weer afgekoeld.
Natuurlijk wilde ze dat. Mijn ongeschreven woorden. Mijn onuitgevoerde liefde. Wel luisteren om het dan mee te nemen. Te weten hoe, maar alleen weten niet voelen. Alsof elke gedachte uitvoerbaar was, maar ze dit keer niet ging vertellen of vragen wanneer. En natuurlijk had ik het wel bedacht wat – wanneer en met welke intentie, maar dat was voor een andere dag. Dat was niet nu. Wat dacht ze wel – alsof het bed delen een script heeft met aan het einde de climax zeker.
“Ga lekker slapen lieverd – morgen weer een dag.”, zeg ik en geef haar een zoen. Ze heeft het al aardig onder de knie – dat zoenen. Morgen weer een dag.