Ik rij met mijn opa op zondag met de driewieler van het bejaardenhuis richting de Cronjébuurt. In mijn ooghoek zie ik hem dwangmatig bij elke bocht een stuur pakken dat er niet is. Hij zit in een soort stoel naast mij met een stang voor hem en een zijspiegeltje. Typisch zo’n spiegeltje?? Het kost hem aardig wat moeite zijn kunstgebit niet in te slikken. “Hé rustig aan man, ik ben net verschoont” zegt hij “idioot!” Het is een ware hel voor hem, maar hij vindt het geweldig. Misschien niet dat ene moment, dat ik niet door had dat zijn helft van de fiets nog op de rijbaan stond en er een stadsbus aankwam. Misschien flitste toen zijn hele leven even aan hem voorbij en was dat een beetje veel. Hij zag het in zijn zijspiegeltje, handig!
Misschien, maar over het algemeen vindt hij het heerlijk.
We eindigen bij de stadstuinen op een bankje. Hij geniet daar van de jonge kinderen in de speeltuin en de vogels in de kooi. “Die zijn er beter af dan ik”, zegt hij. “Hoe bedoel je?”, vraag ik. “Ze zijn hier heerlijk aan het fluiten.”, zegt hij, “Waar ik zit zijn alleen maar randdebielen.” We rijden terug maar drinken eerst koffie op de hoek bij de Cronjé. “Kunt u even een taxi bellen, ik overleef het niet met die kleinzoon van me.”, zegt hij tegen de dame in de bediening.
De week daarop ben ik er weer klaar voor en meld ik mij bij de ingang van het huis aan de oude De Ripperda Kazerne. Ik vraag of ik de driewieler kan lenen aan de conciërge. Die schudt zijn hoofd. “De band is lek”, teleurgesteld loop ik in het pand binnendoor naar de binnentuin. In de recreatiezaal zijn een paar oudjes begonnen met vingerverven. In de tuin zit mijn opa met Ben aan een tafeltje. Ben is een klein nog vrij actief mannetje. Zijn draagbare radio staat aan maar als hij echt iets wil horen moet zijn gehoorapparaat aan een upgrade. “Wil jij nog koffie”, schreeuwt hij. “Dan moet je het zelf even pakken, het is alleen niet te zuipen!”.
Mij opa kijkt mij verschrikt maar ondeugend aan. “Maak je maar niet druk opa, we gaan niet. De band is lek.”zeg ik. Hij pikt het niet meteen op, ik zie het aan hem. “We gaan niet!”, zeg ik nog eens. Ben heeft een helder moment en haakt in op het gesprek, maar met een heel ander visie. “We gaan niet? Hoe zo?”, zegt hij. “Belachelijk!”, zegt hij. “We zijn dit al maanden aan het plannen, Sjaak.”, zegt hij. Mijn opa, Sjaak kijkt mij aan alsof hij is betrapt. “Ssst, we gaan ontsnappen.”, zegt hij. “Echt waar?”, zeg ik. “Mja morgen als we naar de Keukenhof gaan.” Ben staat op en draait aan zijn gehoorapparaat. “Ja, maar Sjaak dat draait mooi in de soep nu, want we gaan niet.” Mijn opa kijk mij aan “Randdebielen zijn het hier we moeten weg.” De één hoort gewoon niet wat de ander zegt. Ben is intussen met een huppel en flink gemopper uit de binnentuin verdwenen.
We gaan even naar de kamer van opa en ik zit op zijn bed. Mijn opa begint in zijn stoel langzaam in slaap te vallen. Ik geef hem een kus op zijn wang en een knuffel “Mannetje..”, zeg ik. In de hal hoor ik de muziek van Ben zijn radio. Door de open deur van zijn kamer zie ik hem de lakens van zijn bed kapot scheuren en aan elkaar knopen. Alles is hier begane grond. Onderweg naar huis rij ik langs de fietsenmaker voor een doosje bandenplakspullen.
Die nacht droom ik dat ik onderweg ben met mijn bandenplakspullen. Er haalt een brandweerwagen mij in gevolgd door een politieauto. Langs het bejaardencentrum is het afgezet. In de verte zie ik mijn opa met Ben op een barricade staan van rollators. Uit de ramen hangen opgefokte oudjes met spandoeken gemaakt van vingerverf. “Wij willen naar De Keukenhof” staat er op. Broeders die de boel in toom willen houden worden met vieze luiers bekogeld. Ik hoor mijn opa roepen en zie zijn vuist in de lucht, terwijl ik kunstgebitten in de lucht aan het ontwijken ben. “Randdebielen!” Uit de radio van Ben schalt “Anarchy!” tijdens een uitzending van de ouderenpartij.
Ik wordt wakker in het zweet.
“Ik moet de band vandaag plakken”, bedenk ik.
PS: Het blikje op de foto is het blikje Fisherman’s Friend, (geen bandenplak doosje) waar ik een deel van zijn as in mee genomen heb naar Texel. Ik heb het daar bij de haven de zee in gegooid.
Blijf over mijn kinderen waken mannetje..ik weet dat je er bent!