Guusje zit bij Abel in de klas. Als ik Abel was zou ik haar inpakken en meenemen. Abel is daar niet mee bezig.
Guusje heeft nog een zusje, Fenna. Fenna is te stoer voor Abel.
Fenna kan Abel wel inpakken.
Fenna zou hem daarna laten liggen.
Brecht is er ook nog. Brecht valt het zwaar dat ze de laatste is. Abel weet daar alles van. Abel hoeft dat Brecht niet te vertellen. Abel weet dat je Brecht niets hoeft te vertellen.
Brecht kun je zeker niet meenemen.
Brecht kun je met niets inpakken.
Brecht zit op de fiets naast haar vader. Brecht heeft een kleine fiets. Brecht vindt van niet. Guusje heeft haar vader gezegd dat Guusje niet hoeft te fietsen. Vader is al lang blij.
Guusje kan eigenlijk al jaren prima fietsen maar vandaag niet.
Guusje zit achterop bij haar vader.
Brecht fietst voor Abel.
Wij fietsen achter hun.
Fenna is al eeuwenlang op het schoolplein.
Zwaartekracht weet nog niet echt hoe het zit met Brecht. Brecht wiebelt in lijn met haar vader op haar fiets. Brecht lijkt vaders benen telkens net aan te missen. Brecht heeft het bedacht.
Brecht kan fietsen er is geen discussie.
Guusje vindt van niet.
Fenna interesseert het niet.
Guusje hoeft vandaag niet te fietsen. Brecht lijkt in totale controle maar ook weer niet. Vader van Abel houdt zijn hart vast. Guusje vindt het best en houdt haar vader vast.
Vader zie ik af en toe een hand uit strekken. Brecht wil er niets van weten. Brecht kan ook wiebelen met een arm en hem wegduwen. Brecht kan dat zonder problemen. Brecht is op school en kan haar fiets in het rekje zetten. Brecht moet je er niet bij helpen. Brecht vindt dat niet nodig.
Vader zet het lampje uit.
Brecht zet het weer aan.
Brecht kijkt naar haar vader.
Brecht zet het dan weer uit.