Verwijten is het ‘iets’ kwalijk nemen van jezelf of iemand anders, het is een uiting van emotie. Meestal is dat ‘iets’ een daad of het nalaten van een daad, maar het kan ook betrekking hebben op een eigenschap. Verwijten gaat verder dan het emotioneel neutrale “schuld hebben aan”. Of men nu schuld of geen schuld heeft aan een daad of eigenschap, bij een verwijt ontstaat een emotionele onbalans, die vraagt om een vorm van vergelding: woede of haat, of nog beter om het wegnemen van de oorzaak van het ontstaan bij degene die het verwijt geldt.
Er waren ooit verwijten – Ik nam Helen ooit van alles kwalijk. Dat was niet meer zo. Ik was ook ooit ook
stapelgek op haar. Als je 2 angsthazen in een bed stopt kan het alleen maar misgaan. Dan wordt het doodeng. Het was niet het belangrijkste, niet de enige rede – maar omdat ik altijd bleef slapen was het er altijd. We hadden werkelijk geen idee. Of ik wel – het was één idee, maar daar had ik het nooit over gehad. Of ze ooit had genoten van vrijen zonder angst – voorbij aan de onhandigheden – wist ik niet. Het was niet met mij. Het ging mij verder ook niks aan.Het zou de perfect finale kunnen zijn – het zou kunnen. Als iets waar het mee eindig ook is waar het mee begint. Dat was dan ook het enige. Meer toegevoegde waarde was er niet. Er was iets dat mij tegen hield toen ik wakker werd met haar – ze bij mij kroop en we elkaar momenten ongemakkelijk aankeken. De arrogantie dat ik het enkel tegenhield was onterecht. Ik heb het wel zo opgeschreven, maar net als ik was Hèlen ook a
l mijlenver van het moment dat ik haar moeders flat verliet. Alles veranderde. Ik veranderde, maar zij ook.Hèlen heeft een slaapklit. Hij zit boven op haar hoofd. Het is zo schattig – herkenbaar. Het heeft iets oncontroleerbaars – iets breekbaars. Alsof alles in haar hoofd zich in die blonde haren heeft gekruld – ingewerkt. Als het knoopje in haar gedachtes – dat deze vorm heeft aangenomen. Ze iets wilde zeggen, maar het op haar hoofd is blijven hangen. Het is maar goed ook. Ik mag het ook niet weten. Al heel lang niet meer. Laat het maar in dat nestje zitten.
“Weet je nog die dag toen jij woonde bij die dame op een kamer. Toen ik met mijn racefiets langs kwam?”, zeg ik. “Ja, dat was een mooi dag. “, zegt ze. “Ik heb echt het idee dat we toen alles hadden gezegd dat nog gezegd moest worden.” Ze kruipt iets dichter tegen me aan. “Ja, zo was het – heel fijn. Dit is ook fijn.”, zegt ze.
“Op de weg terug ben ik zo ongelooflijk op mijn bek gegaan op die fiets” Ik draai mijn elle boog naar haar toe. “Dit litteken is van die dag.”, zeg ik. Op mijn elle boog zit een diepe kras – van het begin tot aan het midden van mijn onderarm. “Ik heb hier letterlijk het grint uit gepulkt.”, zeg ik. “Echt waar?”, zegt ze. Ze duwt zichzelf omhoog en geeft er een kus op “Zo”, zegt ze. “Wat had je gedaan dan.” Ik begin te grinniken. “Nou”, zeg ik “We hadden iets te veel gedronken weet je nog.”, zeg ik. Ik pak mijn schriftje en ga voorlezen:
Ik dacht “Ik ga die jongens op het fietspad even de stuipen op het lijf jagen” Ik fietste echt met een noodvaart langs toen die ene jongen ineens met fiets aan de hand naar recht uitweek. Ik dook er boven op. Zijn fiets was echt helemaal naar de Filistijnen – ik dacht eerst die van mij ook. Het viel uiteindelijk wel mee.”Terring” zei hij. “Die heeft me zeker een tientje gekost” en flikkerde hem zo in de gracht. Ik bloedde als een rund.
Ik heb mijn ketting gemaakt met een kettingspanner en wat dingen aangedraaid. Mijn voorvork was zo verbogen dat ik hem omdraaide en zo weer kon weg kon fietsen. Een van die jongens riep” “Mot je kijkuh man, die gast is fietsmakeur. Hij heeft echt alles in die tas zittu.” Onderweg zag ik de binnenband steeds meer naar buiten puilen, maar ik kwam thuis, Daar likte ik mijn wonden. De drank verdoofde enigszins de pijn. Ik ging even rekenen wanneer ik voor het laatst die tetanusprik had gekregen met Maureen en rekende mezelf rijk.
“Marinda was minder blij met mijn bezoekje aan jou, wist je dat? “, zeg ik. “We hadden weer even crisis toen ik bij je langs ging. Ze vond het weer heel typerend.”
“Net goed dat je op je muil bent gegaan”, had ze gezegd.” Hèlen grinnikt. “Ik snap het wel. Van mij had ze alleen niets te vrezen.”, zegt ze. “Ik vond Marinda wel leuk.”
“Ik ook”, zeg ik. “Heel leuk – ook altijd een slaapklit”, voeg ik toe. Hèlen kijkt een beetje scheel naar boven, maar kan niet zien wat ik zie. “Wie is Maureen dan? Staat die daar ook in?”, zegt ze. Ik blader terug “Wil je dat weten.”, zeg ik.