De term dilemma duidt gewoonlijk een keuze aan uit twee of meer alternatieven, die even (on)aantrekkelijk zijn. De keuze kan daarom niet alleen op een logische basis gemaakt worden. De weg om uit een dilemma te geraken is dan ook vaak een zeer persoonlijke keuze.
Een klassiek dilemma; Odysseus tussen Scylla en Charybdis Het beeld dat vaak gebruikt wordt bij een dilemma is dat van een aanvallende stier, waarbij je moet kiezen door welke hoorn je gespietst wil worden. Men spreekt dan ook van de twee alternatieven van een dilemma als de hoorns ervan.Ik heb Nienke niets verteld over het gesprek met Ruth. Het was eerst nog dat ik het niet wilde – daarna dat ik het niet durfde en weer daarna omdat het voelde alsof ik te laat was. Ik wilde niet liegen. Ik wilde niets achterhouden. Waar Nienke in zo veel dingen superieur was over mij leek ze in dit zo kwetsbaar. Het was een belachelijke situatie, Ik hoopte dat Ruth mij niet meer zou bellen – dat dit eenmalig was en ik er niets mee hoefde.
Nienke had het druk na onze laatste samen zijn – hoezeer ik probeerde kon ik weinig met haar afspreken. Ik was wederom een keer optijd bij de bushalte gaan staan, maar stapte niet in. Nienke vond het niks als ik langs De Bosbaan ging hangen. Het was het enige moment dat ze even haar hoofd kon leeg roeien. Mijn gedachte was dat ze dan mij daar weer kon invullen – in die leegte, maar dat was niet de bedoeling.
Marinda zit naast mij, ik heb haar gemist. De vakantie duurde te lang – de vakantie op Cos met Mark. Ik had iets te bekennen. Het moest. “Ik moet je iets vertellen.”, zeg ik. Haar zwoele ogen veranderen in een alertere houding. “Ik heb in de vakantie in een dronken bui gezoend met een Iers meisje.”, Marinda duwt haar lippen in een klein rond cirkeltje rond het sigaretje en trekt de rook eruit. “Ohw zegt ze, dat is niet best.”
Ze blaast de rook in mijn gezicht. “Heeft ze iets gezongen voor je?”, vraagt ze. “Wat gezongen, wat bedoel je?”, vraag ik, “Iets Iers misschien?”, zegt ze. Marinda kijkt mij ondeugend aan. “He joh, weet toch ook niet wat ik allemaal heb gedaan toen jij weg was.”, grinnikt ze. “Was het wel fijn?”, zegt ze. “Weet ik niet, ik was dronken.”, zeg ik. “Nou daar heb je ook niks aan dan.”, zegt ze. Ik kijk haar aan “Wat heb jij gedaan dan?”, zeg ik.
Er gingen wel 2 weken overheen. Mijn schriftje staat vol zelf medelijden. We hadden wel vaak gebeld, maar er het niets tegen. Ik draag dingen aan, maar er was geen excuus. Toen Ruth mij belde heb ik zonder problemen een afspraak met haar gemaakt. Het was onschuldig, zo dacht ik – ze had inmiddels werk en woonde met maar weinig spullen in een gezamenlijke woning met andere collega’s in de buurt van Rotterdam.
Ruth haar zwarte haar is wat gegroeid – we lopen de station hal uit. “Mag ik je een hand geven.”, zegt ze.