De oorzaak is de aan- of afwezigheid van een bepaald feit of een bepaalde gebeurtenis die een gevolg met zich meebrengt. De oorzaak leidt dus tot het gevolg, eventueel in combinatie met andere condities. Dat doet de oorzaak via het causaal mechanisme. Er wordt zowel in de natuur- als in de sociale wetenschappen gestreefd naar het aanduiden van de ware oorzaak van een bepaald iets. Het komt in de werkelijkheid veel vaker voor dat oorzaken slechts onder bepaalde voorwaarden geldig zijn, of dat een oorzaak niet noodzakelijk maar wel voldoende is of vice versa. Het gaat om de waarschijnlijkheid dat iets zal gebeuren.
Het is onwaarschijnlijk dat er tussen mij en Fleur iets gaat gebeuren. De geur van Ruth hangt nog steeds in dit huis als een oordeel op alles wat ik doe. Verder heb ik een avond met Fleur gesproken over heel persoonlijke dingen, van mij, maar ook die van haar. Fleur is iemand die wil zorgen, maar draagt ook haar eigen zorgen mee. Toch is het feit dat ze mij belde heel bijzonder. Dat iemand noteert dat hij of zij iets vreselijk ondergaat en daarbij wil helpen.
Toen ik haar ophaalde op het station viel ze op zoals Fleur dat kon. Ik zag hoe andere zagen dat ze gewoon bij mij achterop sprong. Ze ging in wezen met een wildvreemde naar huis. Dat wist niemand – het leek niet zo. Het is als je de achtergrond kent van Fleur meer dan opmerkelijk.
“De Last waterhole” klinkt als een kroeg waar je tot laat en als laatste nog wat kunt drinken in Amsterdam. Zielen die niets beters te doen hebben komen daar ook terecht. Fleur zit voor mij en is aandachtig aan het luisteren naar mijn verhaal. “Ze gaat gewoon zo weg?”, vraagt ze. “Ja “, antwoord ik. “Jesus man, dat is echt heftig.”, zegt ze.
De kroeg staat op het punt te sluiten – je zou denken dat een aantal gasten hier blijven overnachten. Worden afstoft met de kroeg als de deur sluit. Ze de dag erna weer kunnen beginnen met drinken omdat ze er nog steeds zitten.
Met Fleur en vrienden stap ik naar buiten waar een van hen vraagt waar ik ga slapen. “Ik heb geen idee, ik neem wel een taxi naar huis.”, zeg ik. Mijn gesprek met Fleur voelt onafgerond – het is de aanleiding voor wat ik zeg: “Ik ga eerst Fleur naar huis lopen.”. Ik zie aan Fleur dat ze ongemakkelijk begint te draaien. “Daar bel ik een taxi.” eindig ik. Haar blik lijkt een opluchting uit te stralen. “Is goed zegt ze.”
We lopen samen na wat gedraai en verbaasde blikken van mijn vrienden via de grachten naar haar flat. “Toen ik met Marinda was, was jij toen niet met die Martijn?”, vraag ik. Het is niet echt een leuk buurt en Fleur heeft intussen mijn hand vast – ik voel dat ze erin begint te knijpen. “Wat dan?”, zegt ze. “Nee niks, ik probeer gewoon een beeld te krijgen.”
Martijn was een opmerkelijke jongen, keurig – totdat hij iets te veel op had. Dan ging het al snel van kwaad tot erger. “Weet je niet meer op dat feest dat jij iets tegen hem hebt gezegd.”, zegt ze ineens. Er begint mij iets te dagen. “Was hij niet heel onaardig tegen jou?”, zeg ik. “Je zegt het nog netjes.”, zegt ze. “Hij was een lul.”, zegt ze. “Dat was ook precies wat je hebt gezegd.”
Ik ben geen held, maar hoe hij tegen Fleur deed toen was niet de bedoeling – ik schatte hem een beetje in en bedacht mij dat ik hem best kon hebben. “Jesus Martijn, doe eens normaal. Wat een lul ben jij zeg”, zei ik “Misschien moet je gewoon naar huis gaan.” Fleur is toen tussen ons in gaan staan, Marinda trok mij daar weg en vroeg of het niet tijd was om naar huis te gaan.
Ik was het helemaal vergeten.
We zijn intussen bij de flat waar Fleur woont. “Kom je nog een kopje thee drinken dan kun je hier een taxi bellen”, zegt ze. “Is goed”, zeg ik. Ik eindig in een keuken en uiteindelijk in het bed bij Fleur – conclusie was dat het te duur was en ik best bij haar kon slapen tot de eerste trein naar Haarlem weer reed.
Fleur zit op de bank die Ruth zo ontzettend lief heeft achtergelaten voor mij. “Je hebt het al best gezellig gemaakt.”, zegt ze. “Ja”, zeg ik. “Wil je mijn nieuwe wasmachine zien?”, zeg ik. Fleur begint te lachen. “Je nieuwe wasmachine? Ja hoor die wil ik best zien.” Ik heb echt geen idee wat er zo grappig is. “Wat zit je nou te lachen joh?’ , vraag ik.
Ik heb vanmorgen een heel programma afgekeken. Van voorwas naar hoofdwas, van centrifuge tot het piepje en de klik van de deur. Ik ben met een broodje voor het apparaat gaan zitten en heb het hele instructieboekje gelezen. Het duurde 45 minuten en toen heb ik de was uitgehangen.
Fleur is intussen in mijn cd-collectie gaan snuffelen. “Dat nummer op je antwoordapparaat, van wie is dat? Mag ik het eens helemaal horen.”, vraagt ze.
Ik loop de kamer weer in – ik was al naar de wasmachine gelopen. Ineens zie ik een meisje in mijn huiskamer staan dat ik eigenlijk nauwelijks ken. Ze zit op haar hurken voor mij dekenkist die ik omgebouwd heb tot cd-kast. Haar Doctor Martens komen onder haar rode jurk vandaan en ze heeft een moedervlek op haar schouder. Langs die schouder zie ik ook onder haar jurk het begin van een tatoeage.
“Wat leuk.” bedenk ik.