We liggen op haar bed. Bo ligt op haar zij tussen mijn armen. Haar linkeroor plakt tegen mijn borst. Op het bureau liggen een paar schetsen. Het is best aardig gelukt. Bo heeft vóór het vrijen zorgvuldig verschillende navels getekend en die op de schetsen gelegd. Sommige lijken wel op gezichtjes. Ze kon er niet één kiezen. “Misschien kunnen we er nog een paar uit tijdschriften knippen”, vroeg ik. Maar de verwarring werd alleen maar groter.
“Misschien moet ik gewoon alleen voor een kruisje gaan.”, zegt ze, terwijl ze haar warme oor van mij af glijdt.” Ze lijkt een beetje teleurgesteld. Je hebt wel iets daar zitten”, zeg ik. “Ik heb het gezien het is een heel klein kuiltje”. “Niet zoals de kuiltjes in mijn wangen maar het zit er wel.” Ik kijk haar aan. “We moeten het onderwerp veranderen, ik zie het aan je!”, zeg ik. Ik denk na. “Wat staat er nou in de hal voor doos?”, vraag ik. “Ja, die doos, die heb ik van papa gekregen. Dat is een Macintosh van zijn werk.” zegt ze.
Als een klein kind stap ik naakt het bed uit. Bo rolt er bijna uit. “Wat?”, zegt ik. “Heb je die nog helemaal niet uitgepakt?”, vraag ik. Bo heeft er geen zin in. Ik kleed mij deels aan en ren de hal in. Als ik de deur weer in kom met de doos is Bo onder de dekens verdwenen. “Aaah, kom op nou dit is cool!”, zeg ik. “We kunnen er toch samen naar kijken?” “Naar kijken?”, hoor ik een beetje gedempt onder de dekens. “Mag ik hem openmaken? Jij kunt er echt mooie dingen mee maken, heus!” Ik zie alleen een plukje haar onder het bed vandaan komen. Bij Bo moet je niet te lang zeuren, dat heb ik inmiddels wel door. “Ik kan hem in ieder geval even aansluiten? “Dan kom ik weer bij je liggen goed?”, zeg ik. Ik hoor iemand zuchten maar ik hoor geen nee.
Het ding is prachtig, ik zoek een plekje uit op haar bureau. Blijf van het stapeltje brieven van haar moeder af. En berg de schetsen en navels op in de la met al haar andere tekeningen. Het past zo prima. Bo is weer een beetje verschenen boven het bed maar ze lijkt in slaap te zijn gevallen. “Zoals ze ligt kan ik er toch niet meer bij”, bedenk ik. Ik sluit hem aan. Het is nog best een gedoe. Ik druk op de knop, heel stilletjes, maar met een enorme “BOING” begin het apparaat op starten. Ik schrik me rot. Bo zit recht op in haar bed. Ze kijkt me verschrikt aan en zegt: “Ik ben hier!” Ik moet lachen. Ze kijkt me nog steeds aan maar heel langzaam zakt ze weer achterover. “Ik moet er echt alles aan doen om jou te houden”, bedenk ik.
De Mac begint mee te lachen in het opstartscherm. Het gezichtje lijkt een beetje op een navel, maar dat komt vast omdat ik er zo veel heb gezien. Ik begin er een beetje mee te rommelen. Ik heb mijn bril niet kunnen vinden en zie er weinig van. Nadat ik al een paar keer flink heb zitten gapen heb ik er genoeg van. Ik rol Bo een beetje opzij en kruip in haar bed. Ik val met Bo als een blok in slaap.
Ik droom van Bo. Ze heeft en gezichtje als een navel. Ik vind het prachtig. Ze ligt naakt naast mij en zegt ineens keihard “BOING”.
Ik zit recht op in bed. “Sorry, lieverd ik moest even herstarten” zegt ze. Het is ochtend. Bo heeft haar lenzen niet in en een bril op. De Mac staat aan en ze zit halfnaakt voor het scherm. Het is een onuitwisbaar beeld. “Moet je kijken” zegt ze. Ik heb het gevoel alsof ik het kopje van Bloemendaal heb beklommen en moet even bijkomen. Ik pak mijn bril, stap uit bed en kijk over haar schouders mee. Ze heeft de instructies goed gelezen het ligt naast de brieven van haar moeder. Op het bureaublad staat een mapje dat heet: “Hobbezak”. Ik begin te grinniken. Ze heeft er al twee tekstdocumenten in zitten. Bo ontpopt zich als een ware nerd en schrijven is geen enkel probleem. Ze is nog leuker.
In mijn mond zit een dooie mus.
Ik pak mijn nog nieuwe tandenborstel en ga poetsen.
Ik hang tegen de wasbak. Bo is druk aan het tikken. Ik wil tegen haar zeggen dat ze iets moet aantrekken maar iets houdt mij tegen.
Ik kijk haar aan. “Ik wil altijd bij jou blijven weet je dat?”, gorgel ik. “Ik wilde dat al toen ik voor het eerst jouw kamer in kwam.”, voeg ik toe. Bo kijkt me aan. Haar bril zit half op haar neus en zegt: “We hebben nog heel even.”, “Ja”, denk ik. “Ze moet zo weg. Haar tante is jarig.” Dat heeft ze gisteren gezegd”.
Bo zit in mij hoofd als ik het kopje van Bloemendaal afstuif. De wind waait door mijn hoofd en het is heerlijk. Ik kan de hele wereld weer aan. Het is Bo en ik tegen de wereld. Als ik thuis kom pak ik het woordenboek en zoek op “Hobbezak”.
Ze heeft gelijk.
Bo heeft altijd gelijk.