Stilte is de ervaring van geen enkel geluid, of de ervaring van zo weinig geluid dat het als volledig natuurlijk en rustgevend wordt beschouwd. Stilte kan echter ook als beklemmend of bedreigend worden ervaren. Met stilte kan respect tot uiting worden gebracht. Het kan ook dienen als een moment van bezinning. Op begrafenisplechtigheden heersen vaak momenten van stilte.
Een Snijder kan niet tegen stiltes zij hebben altijd wel iets te zeggen – altijd nog wel tekst. Het valt bij post 142 niet te ontkennen. Toch heb ik de laatste tijd geleerd stiller te zijn – geloof het of niet. Niet meer te reageren als anderen maar doorgaan. Dan is elk antwoord in te vullen omdat ik ze niet meer geef. Ik vertik het. Ik hoef het niet meer.
De conflicten met haar zus, elke dag weer, begonnen Marinda ook weer op te vreten. Ze was bewust al een paar keer weggelopen als ze op ontploffen stond. Dat en het feit dat Elleke bij elke mogelijkheid tot spreken over mij – dat de kop in drukte – was frustrerend. Soms hebben mensen de langste adem – of jouw adem gekaapt met het hoogste bod. Dan moet je loslaten, maar dat is zo moeilijk. Het is misschien wel het moeilijkste dat er is. Toch is stil zijn dan een groot goed.
“Lieverd, ik word er zo moe van soms. Er was een tijd ooit dat wij het zo leuk hadden samen. Ik op keek tegen mijn grote zus. Ze leek zo te doen waar ze goed in was en nam mij mee, maar toen kwamen de conflicten. De ruzie die steeds duidelijker werd in ons huis. En de stilte als een dreiging een beklemming.”
“Ik wilde zo graag met haar vechten voor mijn ouders. Het was echter het moment dat ze losliet, mij losliet. En alles op mij gooide – de zondebok. Iedereen wil een zondebok. Ik lijk te veel op mijn vader. Het was een makkelijke keuze. Naar iemand wijzen is altijd de makkelijkst weg.”
Ik kon er weinig mee als ze bij mij lag en erover begon te praten. Ik kon mij er simpelweg geen voorstelling van maken. Mijn gezin was een rots. Een onverplaatsbare wachter die overal op lette en alles zag. Zo dacht ik dat toen. Zo was het ook. Zoals ouders hun kinderen behoren te verdedigen.
Ik droomde dat ik jouw wachter was – jouw ridder, bewaker. Eervol verdedigde ik alles wat jij was. Ik sloeg te paard, bij een enkel woord – zonder enige twijfel mijn zwaard dwars door rijen trotse met harnas beklede zielen. Ik was jouw linie jouw front – alles wat kwam stopte bij mij, sloeg ik neer en hakte ik in mootjes. Tot alleen dat, dat wat ertoe deed toegang vond – daar waar jij kon wachten in stilte. Terwijl buiten de laatst adem kermde uit stervende karkassen.
Stilte is een keuze. Het kan door weg te vluchten – heel ver weg – fysiek of in herinneringen en verwijten. Het kan ook door te blijven staan als een wachter. In het nu. Je woorden te zoeken – en dan te besluiten dat er niets meer te zeggen valt. Je zwaard neer te leggen en af te wachten.
Zonder verwachtingen.