Het geluksgevoel wordt geproduceerd door zogenaamde endorfine, op morfine gelijkende stoffen. Deze veroorzaken ook ‘het houden van’ gevoel. Genot wordt vooral veroorzaakt door biogenische aminen (dopamine). Vanuit biologisch oogpunt is er dus een scheiding te maken tussen genot en geluk. Andere voorbeelden van stoffen in onze hersenen die genot voortbrengen zijn serotonine, de stof die verliefdheid brengt, en adrenaline, welke in combinatie met dopamine een ‘kick’ geeft bij bijvoorbeeld bungeejumpen.
Ik ken mezelf. Deze stofjes werken prima bij mij. Geen punt. Je kunt natuurlijk alles chemisch verklaren, maar bij sommige dingen kan dat niet. Faalt de natuur eindeloos en gaat het maar door. Kinderen die hun dromen en plannen weg blowen – of erger. Verslavingen die wilskracht vervangen voor leegte.
Mijn zus is na haar zwangerschap opgenomen. Ze was helemaal de weg kwijt. Postnataal falen was het. Natuur in zijn gevaarlijkste vorm. Het haalde gewoon een jonge moeder weg bij haar kind. Onvoorstelbaar vond ik dat, onbegrijpelijk. Ik heb Simone altijd in de gaten gehouden bij haar zwangerschap – gehouden nog meer dan normaal.
Marinda had wel een keer geblowd. Ze vond er niet veel aan – nou dat was het niet het was meer dat ze herrie in haar hoofd miste. Het zakte naar de achtergrond en ze zakte er dan in weg. Daardoor werd ze ineens onbeweeglijker. Ze had wel eens een onwijze lachkik gehad met Tom. Het was alleen jammer dat ze geen idee had waarom.
Maureen en ik hadden spacecake gemaakt. Ik had echt geen benul. Remco haar huisgenoot had een plantage op zolder. Na het zien van zijn constructies was dat huis in mijn gedachte ineens een stuk minder veilig. Ik vond het bakken met Maureen leuker dan het eten.
We waren naar het Oosterpark gegaan. Dingen eten die iets lichamelijks doen met je is nooit goed. Medicijnen, slecht eten, komkommers. Ik hou er niet van. Ik zat er maar op te wachten en toen viel ik in slaap. Zo terwijl Maureen mij zoende en over mij heen hing. Dat was jammer – had ik mooi die zoen gemist. Ik had ook zo slecht geslapen die nacht.
Marinda en ik hadden afgesproken op het station. We wilde een bepaalde bus halen, maar hadden die vrijwel meteen al gemist. Dat kwam omdat het lastig was los te laten – elkaar. Geef een meisje van 16 een paar weken en er is zo veel veranderd.
Ze mocht de strohoed houden van Ingrid – onder die hoed en met haar zonnebril, bloemetjesjurk en een maatje meer boezem was ze lastig te herkennen. Ik moest echt 2 keer kijken. Mijn haar is ook gegroeid maar bij haar valt het meer op. Er mist een stukje uit haar pony – het was heel even mijn houvast – de rede dat ik wist dat zij het was.
Ik stond voor haar en deed voorzichtig haar zonnebril af. “Wat doe je.” vroeg ze. “Ik moet – nee, ik wil even kijken.”, zei ik. En daar was het was het weer – dat blauwe en ongelijke. Ik was ook dat heel even vergeten. “Ja, zo zag je eruit, nu weet ik het weer.” Marinda lachte “Owh ja, was je dat al weer vergeten. Mooi is dat.” Ik schudde mijn hoofd. “Nee, jij bent gewoon veranderd. Dat mag je wel doen, maar vanaf nu alleen als ik erbij ben.”, zei ik.
Ik was niet misselijk in de bus – alle stofjes in mijn lichaam hielpen daarbij. We zijn de duinen in gewandeld – tot ze struikelde. Ik draaide haar om terwijl ik over haar heen hing. Schoof haar pony weg en veegde het zand van haar snoet. “Ik weet niet waar jij heen wil, maar ik ga voortaan met je mee.”, zei ik.
En toen een kus en heel veel stofjes in mijn hoofd.