Een monster is een algemene benaming voor een gevaarlijk of wanstaltig uitziend wezen. Het kan zowel slaan op een mythisch wezen als op een gevaarlijk bestaand dier en, overdrachtelijk, op een onmens of een mutant. De gedachtegang is dat een monster al zijn slechte eigenschappen meteen aan de beschouwer duidelijk maakt – om hem af te schrikken. Soms moet je een monster creëren om er een andere ermee te verslaan. Het is een optie – als je zelf niet wilt of kunt vechten tegen dat wat voor je staat – dat wat nu is – een monster.
Soms is er ook een rede voor een voortijdig uitgave van mij schrijfsels. Het kan pure jeuk zijn – de wil het te delen. Het kan ook zijn dat dingen niet meer relevant zijn. Ze worden overtroffen door gebeurtenissen waar ik soms een glimp van meegeef, maar ik mijzelf ook tegen bescherm. Het is vooral om gemijmer te voorkomen.
Een goede basis voor een monster is een persoon. Als je een persoon de bron maakt van al het kwaad ben je al aardig op weg. Je hoeft het dan enkel nog te voeden – op te voeden tot het groter wordt dan het monster dat je wilt verslaan. Voeden met jou irritaties – kleine dingen waar je nooit iets over hebt gezegd, maar die je inmiddels prima kunt gebruiken.
Waarom je ze nooit gezegd hebt is niet relevant. Nee – wacht ze hadden er gewoon naar moeten vragen natuurlijk. Dat hebben ze nooit gedaan – voeden zul je. Het maakt niet meer uit het is niet meer jou schuld en verantwoordelijkheid – dat is nu van het monster. Het is zijn schuld en dat maakt het immens sterk.
Problemen met monsters is dat je ze niet meer kunt aanspreken als ze een bepaald formaat hebben bereikt. Je kunt er niet meer omheen – hun creatie kun je niet meer omkeren. Tenzij je hun constructie en hun basis afbreekt en elk probleem aanspreekt en bespreekt. Naakt als hoe we zijn geboren en tegen elk script in. Sommige kunnen dat niet – daar kun je niets aan doen – zij zitten elke dag met hun monsters en vast aan hun script.
Marinda had ruzie gehad met haar moeder, ze waren aan het afwassen – en toen. Punt is – je kunt je ouders niet zeggen hoe het zit. Het is respectloos – wat je goede intenties ook zijn of je denkt dat je wel kunt zeggen. Zij hebben je luiers verschoont – je uit de stront getrokken – ze hebben hun best gedaan. Het beste dat ze konden hebben ze gedaan. Ouders haal je niet door het stof, want het was onvoorwaardelijk – hun liefde was onvoorwaardelijk.
En dus trok Ingrid hun daar weg – weg uit dat huis. Weg van de monsters.
Ik heb een brief geschreven – hij is echt zo goed – enorm. Ik ga hem alleen niet versturen. Dan is er niemand die kritiek kan hebben. Niemand die iets kan lezen wat ze meteen al dwars zit. Geen voeding voor monsters. Het ligt ergens te branden, maar dit monster stop bij mij – omdat ik er niets meer aan hoef toe te voegen. Ik het niet meer voor iedereen hoef op te nemen. Ik doe het niet meer.
Bo had een hele stapel brieven liggen op de hoek van haar bureau. Ze waren allemaal voor haar moeder, haar moeder die lag begraven in Medemblik. Al zo lang. Een moeder die nooit een oma kon worden voor haar twee dochters.
Natuurlijk – onvoorwaardelijke liefde. Tot het moment dat je het huis uit gaat – het stil wordt in huis en nog stiller. Dan is onvoorwaardelijk liefde toch ineens met voorwaarden. Had je moeten bellen en langs moeten komen toen zij daar ineens ook weer tijd voor hadden – ze weer oplette – wakker werden – uitgewerkt -in die stilte en dan verwachtte. Terwijl je er niets van wist. Je jou leven leidde en je kinderen jou leven, maar meer nog omdat ze zeiden dat dat goed was – dat het mocht – prima. Omdat ze zelf ook geen tijd hadden, maar intussen langzaam maar zeker hun monster creëerde.
En die – die laatste gaat mij ook opvreten. Niet nu, maar vrijwel zeker nog. Als een al reeds geschreven script – een brief naar mijzelf. Als mijn kinderen niet bellen – als ze hun eigen leven leiden. Ik geen flikker meer te doen heb – ik hun dan pas kan wijzen op mijn voorwaarden in de vorm van een nieuw monster.
Misschien heb ik het nu toch gedaan – dit monster gevoed – zo makkelijk is dat dus.