Intuïtief is het begrip lijn duidelijk. Men denkt zich een lijn als een aaneenschakeling van punten. Een nauwkeurige definitie van een lijn en van een punt geven is moeilijk, daarom worden in de meetkunde lijnen en punten als grondbegrippen beschouwd. In Vlaanderen zegt men veelal rechte in plaats van lijn. Een praktische definitie is de volgende: een rechte lijn is de kortste verbinding tussen twee punten. In de wiskunde strekt een lijn zich tot in het oneindige uit en is per definitie recht. Een niet-rechte lijn heet in de wiskunde een kromme.
Er zijn zo veel lijnen die ik kan trekken. Onder een adres of een brief, langs iets, door iets heen. In opsommingen, door lijstjes en dingen die ik heb gedaan. Lijnen als grenzen. Grenzen die we over gaan of waar we stoppen.
Vrouwen kun je ook in lijnen tekenen. Sierlijke lijnen, kromme lijnen, bochten – curves. Als hun gedachtes eindeloos – complexer dan de rechte mannen lijnen. Het houterige hoekige mannenlichaam. Mijn vader kon het zo uit hout snijden. Die vrouwenlichamen. Daar was niks houterigs aan. Sierlijke en vol, overdreven soms – die rondingen.
Binnen onze drie-hoekige relatie in Polen is een hoop veranderd. Er bloeit iets tussen Kjeld en Beata. Het zat er altijd al. Onder een eindeloze afstand grond van Nederland naar Polen. Ergens in het midden van de kortste verbinding tussen 2 punten. Het zat te wachten – te schrijven, dikke brieven. Ik kon dat niet meer. Brieven schrijven. Ik had er in een jaar tijd al te veel geschreven. Ze had mij wel geschreven, ik had ook wel gereageerd maar niet zo hevig en frequent als Kjeld. Ik was met andere dingen bezig.
We deelde de kosten en de kamer onderweg. Er was weinig ruimte soms. Ik zat in de weg, maar sliep ook vast. Vooral als ik droomde over Marinda. Misschien kropen ze wel bij elkaar af en toe. Ik zou het zeker hebben gedaan, maar ik was Kjeld niet. En Poolse meisjes waren verre van makkelijk. Er waren grenzen, lijnen en terecht.
Hoewel, weet je, ik zag Marinda lopen. Ik wist het zeker. Ik rende naar haar toe en sprak haar aan “Ben je hier?”, zei ik. Het duurde even tot ik het zag. Ze was het niet. Ze snapte me niet. Er stond ineens een jongen voor haar neus die in het Nederlands haar aansprak. “Sorry”, zei ik. Het waren haar blauwe ogen en haar postuur het had iets van Marinda. Haar sierlijke jonge lijnen.
Beata snapte het niet. “Moet ik iets vertalen?”, zei ze in het Engels. Het was een beetje gek. “Nee, dank je, sorry.”, zei ik. Het meisje met de blauwe ogen lachte. Beata zei iets tegen haar. Ik weet niet wat. Toen we elkaar later weer tegen kwamen in een restaurant, liep ze langs bij ons en gaf ze mij een briefje. “Write me.”, stond er op met haar adres.
Schrijven, dat doe ik niet meer. Ze leek helemaal niet op Marinda. Een beetje. Ik had Marinda gebeld die avond – eindelijk een lijntje met haar. Het is verwarrend als ik haar in alles en iedereen ga zien. Dit helpt. Ze vertelde over een muis in de kamer bij hun. Ze zei: “Ik heb zo hard gegild dat je mij waarschijnlijk wel hebt moeten horen.” Ik had niks gehoord. “Ik mis je enorm”, zei ik. “Meisjes met blauwe ogen geven gewoon hun adres aan mij, maar ik wil alleen jou en jou blauwe ogen.” zei ik.
“Meisjes?” zei ze. “Weet je laat maar, gooi dat adres maar weg. Ik wacht hier.”
“Maak je maar geen zorgen. “, zei ik. “Geen zorgen.”