Het is bekend van indianen dat zij kauwden op gom uit bomen die zij met kruiden op smaak brachten. De gom haalden ze eruit door een snee in de boom te maken en dan stroomde de gom eruit. Als uitvinder van de eerste commerciële kauwgom wordt de Amerikaan John B. Curtis gezien. De oudst bekende “kauwgom” is een 9000 jaar oude berkenharsbol met honing uit het stenen tijdperk die in 1993 in Zweden werd gevonden.
Marinda zit al op de grond voor de ingang van het station. Ze heeft een boekje mee maar is ook af en toe ijverig aan het schijven in een schriftje. Wat leuk – een schriftje. Ik herken haar rugtas en de pen waar ze mee schrijft. Het is een groene met een wit logo erop. Ze heeft ermee een telefoonnummer op mijn arm geschreven. Haar blonde haren hangen over haar heen als een gordijn. Naast haar ligt nog een peukje te smeulen. Ik wacht nog even. Ook ik ben vroeg. Ik mag nog wel even naar haar kijken toch?
Kijken:
Marinda heeft iets onder haar schoen zitten. Kauwgom. Ze heeft het ontdekt en is het met haar sleutelbos aan het verwijderen. Ze begint een beetje te mopperen. “Verdomme..”, hoor ik.
Ik blijf hier gewoon nog even hangen.
Nu zit de kauwgom aan haar sleutelbos. Uit haar tas pakt ze een papieren zakdoek. Ze probeert daar mee de kauwgom te verwijderen.
Kauwgom zit aan haar schoen, sleutelbos, haar handen en het papier. Het wil niet meer van haar sleutelbos. Dat papier. Ze staat op pakt uit haar tas een blauw broodtrommeltje en stopt daar de bos sleutels met kauwgom en papier in.
Ik zie haar vervolgens lichtelijk stampvoetend naar de stoep lopen waar ze de restanten van de kauwgom langs de stoeprand probeert te verwijderen. Daarna trekt ze haar broek op en kijkt naar haar handen, daarna kijkt ze naar mij.Ik loop naar haar toe: “Hoi”, zeg ik. “Ja, zo zag je er uit.”, zegt ze. Wat is ze leuk.
We hadden het erover gehad aan de telefoon. Heel kort. Marinda had te veel gedronken. Ze wist echt niet meer dat ze haar nummer had gegeven. “Hoe zie je eruit dan?”, vroeg ze aan de telefoon. “Nou, ehhmm gewoon.” zei ik. “Gewoon, hoe dan?” zei ze. “Leuk, ik zie er heel leuk uit.” zei ik. Marinda geloofde er niets van. “Aha” zei ze. “Vast, ik zie het wel, ander ben ik zo weer vertrokken hoor.”
Ze stopt het broodtrommeltje in haar tas. “Heb je iets lekker mee?”, zeg ik. Ik gniffel een beetje. Marinda kijkt me aan en knijpt een oog dicht. Ze is mij aan het scannen. Heel lang. “Nee”, zegt ze. “lang verhaal, plakkerig einde. Zullen we gaan? ik moet alleen ergens mij handen nog wassen.” Ze gooit haar rugtas om en we lopen naar de kaarten verkoop. Heel even zie ik haar een arm uitsteken. Alsof ze mij een hand wil geven. Maar ze doet het niet. “Eerst handen wassen.” denkt ze vast of “Nu nog niet.” Ik weet het niet.
Ik had het niet erg gevonden een plakkerige hand. Dan kon ze niet meer vertrekken. Vastgeplakt.
Ik heb een ander plannetje. Ik ga Marinda meenemen. Inpakken en meenemen. Ergens waar niemand haar ziet. Alleen ik en dan ga ik haar uitpakken. En bekijken en weer inpakken, dan weer uitpakken en weer…
Met kauwgom en al.
Ergens als we eindigen in het Vondelpark is dat het plan. Goed plan!