Ik hou van de winter. Een echte winter. Niet zo een als de laatste paar. Die winters van tegenwoordig. Dat is niks. Niks nu we moeder natuur zo om zeep hebben geholpen. Maar ze lacht in haar vuistje. Ze heeft er zo veel zien komen en gaan. Schepsels van haar die roofbouw pleegde. Zij heeft alle tijd. Wij niet. Wij graven ons eigen graf. In mijn schriftje omschrijf ik een winter waarbij ik op het Spaarne ijs heb gestaan.
Er zijn plekken waar winters harder inslaan, IJmuiden is een zo’n plek. Kust plaatsen of havens. Bella woont in IJmuiden. IJmuidenaren hebben grote mond, zijn onvriendelijk, stug, onverschillig en kritisch las ik. Dat komt volgens mij omdat het er altijd waait en winters er hard inslaan. Maar ik heb Bella daar niet op betrapt. Echt niet. Ze was verlegen en eerlijk. Ze heeft het afgewacht mijn telefoontje. Wat had ze anders moeten doen?
Ze heeft mij aan de telefoon gevraagd of ik het gedichtje nog eens wil voorlezen. Dat was lief. Ik vind dat wel altijd lastig. Bella en ik spreken af op een zondag. Buiten is het steenkoud. Dat kun je zien aan haar. Van de kou duikt ze in haar jas en is daardoor is ze nog iets kleiner. Schattig. We gaan in café studio wat drinken. Bella kan dat, drinken. Ik weet niet of dat is omdat ik haar nerveus maak of om een ander rede. Bella zegt niet veel, maar als ze iets zegt moet je opletten. Het mag niet te laat worden. We moeten morgen gewoon naar school en stage.
Bij de bushalte geef ik haar een zoen voordat ze de bus in gaat. Ze verstijft – bevriest, maar niet door de kou. Niet als bij Lou in een plankje. Die ging meer in een soort gevechtshouding. Bella weet zich er gewoon geen raad mee. We hebben daarna nog een paar keer afgesproken. Het was bijna kerst en nieuwjaar. Tijd pakt je in en dan eindigt het om 12 uur, voordat er iets nieuws komt. Maar het kwam niet.
Ik heb weinig geschreven over Bella. Dat komt niet door haar maar door mij. Ik was met alles wat was gepasseerd zo gewent aan dames die precies wisten wat ze wilde en wanneer. Dit kende ik niet meer. Ik was daardoor ook zelf veranderd en ongeduldig. Ik moest ook een stageverslag schrijven. En liep hopeloos achter op schema.
Ik heb 3 kaartjes van Bella ze geven wel een beetje aan hoe het zat. Een is een kerst kaart. Daarop staat: “Ik meen alles wat voorop staat maar kerst is al voorbij, te laat” tweede is: “Spreken we nog een keer af?” En de derde is: “Waarom zien we je niet meer?”. Het zegt genoeg. Ik ontweek de schuur en Haarlem het was verwarrend en niet netjes. Ik was ook bang dat Saskia boos was op mij. Die was nog druk bezig met verwerken, Jeffrey en Bella – dat kan toch ook niet.
De kaartjes zaten in een hoesje met een briefje waarop staat:
Ik ben te groot geworden en te hongerig. Ik moet voorzichtig zijn. Dat kan ik niet meer. Jij bent nog te klein in iets maar in zoveel andere dingen veel groter. Ik loop scheef met jou. Ik heb geen geduld. Dat is niet eerlijk. Dat mag niet. Dat mag ik niet met jou. Ik moet wachten maar ik wil het niet. Ik moet dat wel om jou. Dus moet ik. Ik moet het laten gaan.
Ik laat je gaan.
Dit heb ik nooit gestuurd blijkbaar. Door mijn afstand deed ook zij afstand. Als een echte rechte lijn. De kortste weg naar iets anders. Misschien was het een opluchting voor haar. Maar wel een mooi gedichtje, nietwaar Bella?
Madeliefje.
Het was winter. Ook in mij liefdes leven. Het werd wel eens een keer tijd zeg.