Het is een beetje lang, maar toch nog eentje dan:
In mijn beste zwarte spijkerbroek en shirt meld ik mij bij haar deur, alles is nieuw en ik ben nog niet eerder bij haar geweest. Het is even klimmen naar haar zolder kamertje. Na wat andere afleiding en een claustrofobische kleine douche pak ik mijn beste kleding weer, “dat ga je toch niet aantrekken?’ vraagt ze, “het is een tropisch feestje waar we naartoe gaan, hoor” vult ze aan.
Mijn nieuwe vriendinnetje werkt bij BOOS kleding winkel in de Grote Houtstraat, ze is ouder dan ik. Een vooruitziende blik van de directie deed hun besluiten een feestje te geven in het Mirandabad in Amsterdam, vanwege hun 2 jarig bestaan. Een jaar later bestaat het bedrijf niet meer, buiten is het januari en steenkoud.
Langs haar bed heb ik mijn voeten al 2 keer behoorlijk gestoten aan een enorme kledingkast, hoe stoer ik ook probeer te doen, ik blijf een snotneus. Het bed staat op wieltjes en kan vrij gemakkelijk naar achteren worden geschoven. Met een sierlijk zwaai gooit ze half gekleed de twee enorme deuren open, ze is zo mooi. De kast zit propvol met schoenen broeken en jurken, al snel wordt er een setje samengesteld voor mij. Een soort zomerse regenboogbroek wordt gecombineerd met een shirt met een enorme papegaai er op en teen slippers, die heeft iemand die zomer laten liggen, zegt ze. Ik moet haar wikkelen in een lang doek die eindigt in een grote strik om haar middel. In haar oren draagt ze een trosje druiven.
Buiten slaat de strenge vorst ons om de oren. Ik ben blij dat ik warmte van wat er daarvoor nog gepasseerd is een beetje kan vast houden. Op het station stappen we een bus in met met “gereserveerd” op de voorkant, in een oogopslag zie ik dat wij een beetje opvallen. Echt iedereen is gekleed in spijkerbroek en shirt, we gaan zitten en ik probeer het beeld met haar voor de kledingkast vast te houden om mijn zinnen te verzetten.
We stappen na een vreselijk busrit met rokende mensen uit voor het Mirandabad, vanuit buiten horen wij al de muziek dreunen. Binnen is het nog erger, al snel verdwijnen alle spijker broeken en shirts ergens aan de kant, schijnbaar heeft iedereen zwemkleding mee maar als dat niet zo is maakt het ook niet uit. Ik ben haar al snel kwijt en loop verdwaald rond te zoeken naar enige houvast. Mensen beginnen mij aan te halen en vragen mij of ze wat bij kunnen bestellen, in het begin is dat nog wel grappig maar ik ben er snel klaar mee.
Eindelijk zie ik haar staan, ze heeft inmiddels eigelijk alles al uit behalve haar badpak, in alle commotie was het me niet opgevallen dat ze die aan had getrokken. Er hangt een jongen om haar heen, “dit is mijn introduce zegt ze tegen hem”, hij kijkt mij aan van top tot teenslipper en moet lachen, “hee die slippers heb ik bij jou laten liggen he”, zegt hij”.
Ik kijk haar aan, “ik wil naar huis” zeg ik als een klein kind, ze geeft mij een zoen, “is toch goed lieverd” zegt ze, niet lang daarna sta ik te wachten op de pendel bus. De buschauffeur probeert nog een bevestiging te krijgen van wat hij van de uitsmijters te horen heeft gehad over het feest. Ik zwijg en kijk naar mijn slippers, langs de lange Zijlweg hoor ik de echo van teenslippers, ik heb het niet meer koud.
In de ochtend zegt mijn moeder, “Nou, wat een leuk shirt is dat”, als ik beneden een broodje smeer. De broek krijgt een permanente plek in mijn kledingkast tussen mijn zwarte spijkerbroeken, ik zie het elke ochtend als ik mijn zinnen moet verzetten.