Een jong hart. Niet piepjong meer. Maar nog niet zo buigzaam. Breekbaar. Als bij glas. Doorzichtig en voorspelbaar. Van een herfst kind. Een puber. Ik hou van de herfst. Het is duidelijk. Niet te koud. Niet te warm. Andere kleuren en geuren. Kleuren die ik wel kan zien. Dingen trekken zich terug voordat de winter komt. En een nieuwe lente daarna. Iets nieuws.
Mijn verjaardag is snel in het schriftje. Ik had iedereen uitgenodigd die ik kende. Ook Maureen. En Marieke. Marieke wilde niet. Jammer. Maar ze wilde wel iets anders gaan doen voor mijn verjaardag. Marieke was daar zo goed in. Dingen bedenken. Met mij. Voor ons.
Ik had het dat jaar ervoor ook iedereen uitgenodigd. Toen was ik nog met mijn vriendinnetje uit Alkmaar. Iedereen belde af. Nou ja een hoop dan. Dat is lullig maar dan is in ieder geval een ding duidelijk. Je hoeft ze niet meer uit te nodigen. Je hoeft niets met ze. Maar ik was gelukkig met haar en dat was fijn. Toen was het nog fijn. Mijn beste vriend hadden we aan het einde van de avond op de bus gezet. “Wat zijn jullie toch een mooi setje.”, zei hij. Dat voelde ook zo. Zo was het.
Ik heb weinig verteld over haar. Geschreven. Dat is vast onbewust of ook bewust. En toch staat zij aan de voet van dit Medemblik ding. En een tiltpunt. Een groei. Van breekbaar naar bewapend glas. En ik heb haar wel geschreven -opgeschreven. Ze staat in alle schriftjes. Af en toe. Zij was er eigenlijk altijd. Tussen liefdes. En daarna. Toen alles van me af was gevallen. Toen het niet meer uitmaakte. Toen we weer konden praten. Want dat konden wij aan het begin zo goed. Ze was er altijd als er iets was.
Het was over. Uit met het meisje uit Beverwijk. Door die ramp. Onze eerste keer. Dat ging ineens zo snel. Toen was er een tijdje niets. En toen was zij daar. Uit Alkmaar. Elke dag in de aula. Op mijn nieuwe school. Ze was zo leuk. Zo puur. En langzaam zag ik het. Begon het. Ik moest er iets mee. Toen heb ik een gedichtje geschreven. Heel simpel. En mierzoet. En met fouten. Ik heb ze nu verbeterd – gerestaureerd. Maar niet alles. Het is te breekbaar. Anders gaat het kapot. Als in glas.
Dit:
Als ik een beetje baal van de school.
En ik een eindje door het gebouw heen dool.
Gebeurt er soms iets wat mij goed doet.
Want dan komt mij een lief meisje tegemoet.
Door de lach op haar gezicht.
Wordt mij koffer heel licht.
Mijn schoenen vullen zich met moed.
En zelfs een proef werk is dan iets dat mij niets doet.
Ik weet dan zeker dat ik niet zal falen.
Want door dat lachje op haar gezicht zal ik de 2de klas halen.
Hèlen heet ze. Mijn vriendin uit Alkmaar. Dat mag ik best zeggen. Ik hoop het. Anders is het zo weer weg. Als het niet mag. <- Dit.
Ze wist het niet zeker. Ze vond het zo snel. Snel na al die verhalen in de aula over mijn andere vriendinnetje.
Wat de rede was dat dat zo snel over was had ik niet verteld. Natuurlijk niet. Ze heeft het op deze blog voor het eerst gelezen. Ze heeft het gecorrigeerd -tekst. Ik ook – op gevoel.
Ik had haar gebeld. Toen ik het gedichtje had geschreven en opgestuurd. Met het het hart in mijn keel. Er waren nog meer gedichtjes. Maar dit was de eerste. Deze mag je lezen.
We spraken af in Amsterdam. We waren de hele dag op pad. Dat was echt zo leuk. Spannend. Ik was er wel eens geweest maar niet zo. Niet met iemand waar ik zo graag mee in Amsterdam wilde zijn. Doodeng en bloednerveus. Aan het einde hebben we gezoend. Bij De Stopera tegen een pilaar. Ik weet nog precies waar. Ik weet het nog. En toen was het aan.
Er is iets geks met haar. Ik draag haar bij me. Ik heb haar zo intens ooit bij me gedragen dat er iets is blijven hangen. Een soort fragmentje – gruzelementje. Ik zat met Simone op de bank en toen zei ik: “Weet je wat ik heb gedroomd vannacht? Ik heb gedroomd dat Hèlen zwanger was.” Zo maar uit het niets. Belachelijk. Ze was al heel lang niet in beeld. Simone en ik hadden inmiddels 2 kinderen. Jonge kinderen. Nachten wakker en rare dromen. Meestal over Simone, heus.
Deze alleen niet.
Simone keek me aan. Ze snapt mij. Niet alles hoor maar ik lees haar voor wat ik schrijf. Als ze het wil. “Waarom bel je haar niet even?”, zei ze. Ik durfde het niet. Dus toen heb ik en sms gestuurd. “Het is heel gek en je moet er niet te lang over nadenken hoor maar ik heb gedroomd dat je zwanger was.”, schreef ik.
Het was heel lang stil en toen was daar een berichtje. “Zullen we even bellen?” zei ze. En weet je. Ze was het. Ze was gewoon zwanger. Het was nog maar net! En ik wist het. Zo bijzonder. Bizar. Medemblik bizar – dingetje.
Ik heb haar niet uitgenodigd toen op mijn feestje. Op die verjaardag toen met Maureen. Dat is jammer. Ze had me moeten zien. Iedereen was er en het was zo leuk. Ik heb gitaar gespeeld en met Maureen gepronkt. Ik had in de keuken een ezel neergezet en iedereen had wat geschilderd. Het werd laat heel laat. Ik was zo gelukkig.
Tot aan het einde. Tot Maureen mij vertelde dat Gent had gebeld. Aan het einde van die avond toen ik haar naar de bus bracht.
Hij had haar ingepakt. Met een strik. Ze moest alleen nog worden verstuurd. Ze had er niets meer over te zeggen. Ze had er ook niets over gezegd. Ze wilde mijn feestje niet bederven. Is je geraden. Het was klaar. Maar weet je het maakte niet uit. Want Marieke wilde met mij nog mijn verjaardag vieren. In de Toneelschuur zat een groepje met bier op mij te wachten. En ik kon in Zero prima in mijn eentje dansen.
Maureen ging ik missen. Ongetwijfeld. Maar zij miste Gent en daar kon ik helemaal niet mee beginnen. Ik wilde wel vechten. Maar ik wist ook waartegen. Ik kon dat niet winnen. Ik had er helemaal geen zin in.
Ik kreeg een heel mooie brief na een tijdje van Maureen. Uit Zuid-Afrika. Nou ja brief. Meer een boekwerk. Het was goed.
Er was iets met Medemblik. Ik had er extra zintuig bij gekregen. Dat was maar goed ook! En een hart van bewapend glas. Je kon er wel doorheen kijken. Er kon wel iets doorheen schijnen en verwarmen. Maar je kon het niet meer breken.
Niet echt. “Echt niet”, zou Maureen zeggen.