Ik heb altijd het gevoel dat iemand meekijkt. Dat geeft niet. Zolang ik het weet is het niet erg. Er is altijd wel een moment dat ik ergens ben en bevestiging krijg dat ik daar hoor te zijn. Het zit in gesprekken, voorwerpen of soms in locaties. Het klinkt een beetje idioot. Maar zolang het mij niet overheerst is het goed.
Ik zit bij Maureen achterop. Ze fiets door Amsterdam. Ik vind het doodeng. Achterop zitten bij iemand die een tijdje in Amsterdam woont is doodeng. Je pikt ze er zo uit, die Amsterdammers die in Haarlem zijn gaan wonen. Ze rijden met een bak vol kinderen zo door rood. Haarlemmers kijken je nog wel aan. Zoeken oogcontact met een beetje schaamte. Amsterdammers niet. Die rijden door en kijken nergens naar.
Maureen keek ook nergens naar. Ik scheet bagger. Maar ik liet het niet merken. De vlecht van Maureen waaide soms langs mijn neus. Ze droeg een geurtje van vanille (Yves Rocher Vanille Noire). Het zat overal. Zelfs in haar vlecht. Ik vond het verwarrend. Ik kreeg trek in spekkies. Alsof ik de hele tijd langs Jamin reed. Maar we reden naar het Vondelpark. En het was ook niet te overheersend. Maureen had een perfect gezicht. Alles stond recht en precies goed. Vroeger deed ik weleens een truc met een spiegels. Dan ging je voor een spiegel staan en zette je de spiegel op de helft van je gezicht. Als dan iemand je zag was je linkerkant hetzelfde als je rechterkant. Dat was grappig. Bij Maureen zou er niets gebeuren die zou hetzelfde blijven. Maureen had pikzwart haar en hele groene ogen. Dat was een mooie combi. Ik hou van groen.
Groen. Ik voel me groen bij Maureen. Alsof alles nog kan maar niets hoeft te gebeuren. Maar ik ben niet meer zo’n groentje. Maureen heeft me opgepikt bij het station. Ik was even bang dat ik haar niet meer zou herkennen maar ik zag het meteen. Maureen pleurt haar fiets aan de zijkant bij het Vondelpark. Bij een berg andere fietsen. Als ik iets te lang blijf kijken naar die fiets ben ik bang dat straks niet meer achterop durf. Er gaat wel een enorm slot om. Bo zou geen moeite doen. Maar hier in Amsterdam nemen ze alles mee. Een Amsterdammer zonder fiets, dat kan echt niet. Als je in Amsterdam een keer een fiets nodig hebt moet je roepen: “Hé, joh, dat is mijn fiets!” Dan stapt er altijd wel iemand af.
Maureen heeft een fles wijn mee. Wat fijn. Weer iemand die drinkt. Het was niet belangrijk bij Marieke. Ik dacht er nooit over na. Maar als je zelf wel drinkt is het altijd lastig bij discussies. Dan heb je altijd het idee dat je jezelf meer moet verdedigen. Het kleine beetje wijsheid dat ik had en tegen discussies met Marieke kon gebruiken dronk ik dan weg. Maureen heeft ook een kurkentrekker. Haar rugtas is een een soort Douwe Dabbert knapzak. Ze haalt er zelfs metalen bekers uit. De zon schijnt prachtig door de bomen. Het wordt herfst. Ik hou van de herfst. Ik ben een echt herfst kind. Na een onvergetelijke zomer met Marieke is het tijd voor herfst. Maureen pakt jongleerballen uit haar knapzak. Terwijl ze jongleert kan ze hele complexe gesprekken houden. Ze kijkt me ook aan. Er is geen moment dat haar ogen naar een bal kijkt. Haar kurkentrekker is een prachtig zakmes. De meeste jongens dromen van zo’n zakmes. Ik heb een stuk hout gevonden en begin met haar mes een gezichtje te snijden. Ik hou van hout snijden.
Ik had mesjes nodig deze zomer. Voor de houders van mijn vader. Ik had ze van mijn vader gekregen. Een er van staat op de foto, hierboven. Dit zijn de houders die hij elke zomer in Zuid-Frankrijk gebruikte om hout te snijden. Ik had wel gezocht op internet naar specifiek deze houders maar kon ze niet vinden. Mijn vader nam altijd een stuk hout mee. Zonder enig plan. En dan vroeg ik aan hem: “Wat ga je maken, pap?”, het antwoord was altijd hetzelfde: “Ik ga kijken wat er inzit.” Maar het waren altijd vrouwen. Mooie vrouwen gesneden uit hout. Ik had mesjes besteld bij van den Boogaard en kon ze ophalen. De man achter de balie was nieuwsgierig. “Deze mesjes heb ik nog nooit verkocht. Mag ik vragen wat je er mee gaat doen?” vroeg hij. “Wil je dat echt weten?”, zei ik, hij knikte. “Moment”, zei ik. Uit mijn zak haalde ik mijn telefoon en liet ik zien wat ik aan het maken was. “Is dat Chinees?”, vroeg hij. “Grappige vraag. Ik heb geen idee. Ik kijk altijd wat er inzit.” zei ik.
Het stukje hout uit het Vondelpark heeft Maureen in haar tas gestopt. Ook het het stuk bijenwas dat los kwam van de Babybels die ze mee had heeft ze voorzichtig in haar tas gestopt. Ik heb er een vogeltje van gemaakt. Ik wilde het weggooien maar Maureen wilde er niets van weten. Maureen woont in een anti-kraak pand in De Indische Buurt. Als ze de deur open doet moet ze eerst een hele berg post wegduwen. “Die mensen wonen hier niet meer.”, zegt ze. In de huiskamer groeit en klimop vanuit buiten de woonkamer in. Het interieur bestaat voornamelijk uit bij elkaar geraapte spullen van de straat. Er zit een jongen op de bank. Het is de jongen die mee was naar ‘Zero’ maar al weg was toen ik met Maureen begon te dansen. Remco heet hij en deelt de woonkamer met haar. Maureen heeft achterin een enorme slaapkamer. Ze pakt haar knapzak uit. In hoek van haar kamer staat een soort altaar. Het wassen vogeltje en het lachende gezichtje van hout uit het Vondelpark legt ze bij de bijzondere spullen op het altaar.
Achter het altaar staat een spiegel. Er hangen kaarten aan en een kaart waar op staat: “groeten uit Medemblik”. Marieke heet Medenblik dat scheelt maar een letter. Dat was eigenlijk de letter die niet uitmaakte. De tante van mijn vriendinnetje uit Alkmaar woonde in Medemblik. Ik was daar wel geweest met haar. Dat was een leuke dag. De moeder van Bo lag begraven in Medemblik en was daar ooit als één van een tweeling geboren. De kaart van Maureen was van haar moeder. Die woonde in Medemblik en Maureen was daar geboren. Medemblik is onderdeel van de ‘Historische Driehoek’ namelijk: Hoorn, Medemblik en Enkhuizen. Medemblik is mijn Bermuda driehoek. Ik weet het zeker. Ik ben ervan overtuigd dat als ik daar ooit weer terecht kom ik spontaan verdwijn. Dat of iemand probeert mij duidelijk te maken dat hij meekijkt vanuit Medemblik. Een soort mede blik?
Pfff. Dit bovenstaand daar is geen woord van gelogen. Dat is toch bizar. Maar het snijdt alleen geen enkel hout, dit soort gedachtes. Wel bizar. Maar zolang het mij niet overheerst is het goed.
We kijken wat er in zit. Maureen zoent mij. Ik hou van zoenen. Ik heb trek in spekkies. “Zullen we vanavond gaan dansen?”, vraagt ze. Heerlijk met Maureen dansen. “Is goed spekkie”, zeg ik. Ze snapt het wel gelukkig. Maureen heeft minder spekkie dan ik.