Ze wil naar Griekenland niet naar een of ander resort of zo maar een wandeling maken. De route ligt op tafel het is allemaal al bedacht.Dit is wat we gaan doen. Ik kan wel wandelen dat is geen probleem maar heb geen wandelschoenen wel kisten uit het leger. “Die zijn niet geschikt”, zegt ze. In de Beversport kies ik een paar schoenen uit. Ik heb nog nooit zo veel geld uitgegeven aan schoenen. “Loop hier nog maar even overheen”, zegt de man bij de schoenen afdeling. “Wat is dit” vraag ik. “Dit is de berg, dan kunt u een helling test doen”, zegt hij. “Goh” zeg ik.
We zijn helemaal compleet en ik sta met mijn nieuwe schoenen op een echte helling. Dit moet goed komen. Ik heb het getest. De eerste dag is geweldig. Ik loop achter haar en ze is zo stoer en mooi. We lopen langs rivier bedingen en kloven. Aan het einde van de dag zetten we ons tentje neer. Ik vind het erg spannend niemand weet waar we zijn. Ik doe geen oog dicht: wat als er iets gebeurd, wat als ik haar niet kan beschermen? Vroeg in de ochtend loopt een oude man met een kudde schapen langs de tent. Ze wordt wakker van de commotie.
Daarna wordt het warm, vlakker en leeg. De zon is gemeen. Ik zie de blaren op haar mooie schouder verschijnen. We vinden een weg en eindelijk een beetje teken van ander leven. We eindigen bij een wegrestaurant en eten konijn het is heerlijk en we kunnen daar blijven overnachten. Ik heb dit nodig een gewoon bed en iets wat haar beschermd. De volgende dag ben ik er klaar voor. Ik heb goed geslapen. We hoeven niet meer ver. We komen langs steden ruïnes en sinaasappelplantages. Het is prachtig.
We hebben het gehaald. Onderweg is een zwerfhondje ons gaan volgen. Ik heb haar wat water gegeven. In een dorp aan het einde eten we bij een klein restaurant met een terras op de brug. Het riviertje waar we langs liepen dat in het begin zo klein was is uitgegroeid in een enorme kolkend ding. De man neemt onze bestelling op en vraag of onze hond ook iets wil. In een onoplettend moment zeg ik dat hij niet van ons is. Hij pakt het hondje op en gooit het zonder enige berouw over de brug het water in. Ik kan het hondje volgen. Ze weet zichzelf verderop op de kant te krijgen en gaat daar uitgeput liggen.
We vertrekken, het hondje ligt nog steeds aan de kant. Ze kijkt ons aan en blijft teleurgesteld liggen. Ik ben opgelucht. Ik kan het beestje ook niet beschermen. Ze loopt voor mij in stevige pas. Ik volg haar.