Het is de dag na het een ijsje met Marieke. Als ik beneden kom ligt er een briefje op tafel. Ik herken het nummer. Ik heb een ander briefje met dit nummer van toen Tessel mij belde bij Lieke. Als ik het nummer bel krijg ik Lieke vrijwel direct aan de telefoon. Ze is overstuur. Die dag had ze gepland te verhuizen. Ze had 3 sterkte mannen van de hockeyclub gevraagd te helpen maar die zijn nog steeds niet op komen dagen. Ze had mij ook gevraagd via Tessel maar zei dat ik wel klaarstond in noodgeval. Ik had er geen zin in.
De huismeester heeft inmiddels de sleutels afgegeven aan de buren en is al vertrokken op haar nieuwe adres. Maar er staat een vrachtwagen voor haar ouderlijk huis en daar staat nog bar weinig in. De broer van Lieke heeft de vrachtwagen nog 2 uur dan moet die echt terug zijn. Ze is zo verdrietig. Ik niet. Ik ben helemaal in de wolken. Ik heb met Marieke gezoend en het was zo fijn. Marieke heeft iets verteld over hoe het zit tussen mij en haar. “Ik moet je ook iets zeggen.”, zei ze. Maar ik heb nauwelijks geluisterd. Ik kom daar nog op terug ik kan het wel vertellen maar nu nog even niet.
Nu ga ik eerst Lieke redden. Er moet nog een mega klerenkast de auto in gesleept worden en een gigantisch bed op wieltjes. Ik rij het kopje van Bloemendaal weer op, het is niet ver. Niet zo ver als het huis van Bo. Niet lang na mijn aankomst zit het laatste in de auto en rijden we naar de Voorhelmstraat in Haarlem. Lieke is zo blij met me. Het is eigelijk een hele mooie dag. En ik ben sterk. Ik kan de hele wereld aan. Als we aanbellen bij de buren doet er niemand open. We kunnen niet bij haar zolderkamer komen. Er is geen sleutel. Na een tijdje wachten stel ik voor in ieder geval te gaan uitladen. Haar broer moet de auto inleveren. Hij rijdt niet lang daarna weg. En dan zitten we daar. Ik met Lieke met al haar spullen op straat voor een deur van haar nieuwe thuis zonder sleutels.
Er is blijkbaar een momentje. Het is eigenlijk een behoorlijk momentje. “Wat ben ik blij dat je hebt kunnen helpen, zeg!”, zegt ze. “Ik wist echt niet meer wie ik moest bellen hoor.” Ik kijk haar aan. Ze is al weer een beetje opgeknapt. Toen ik aankwam zag ze er niet uit. Alles in haar gezicht was verlopen. “Dat is toch goed.”, zeg ik. Ik ben altijd verbaasd hoe vrouwen dat altijd weer zo recht kunnen trekken. Vrouwen zijn van een andere planeet, Lieke ook en Marieke zeker. De Voorhelmstraat in Haarlem zit tegen de Rozenprieel aan. “Het is een bizarre plek voor een hockeymeisje en 3 mannen van de hockeyclub die niet op zijn komen dagen.”, bedenk ik. Het is maar goed dat ik hier ben. Ik ken het hier wel. Ik heb hier in de buurt ooit gewoond. Als ik iets verder loop kan ik mijn oudere lagere school ook zien maar het is geen fijne buurt. Ik zeg daar niet over. Ik heb de spullen van Lieke zorgvuldig op elkaar en bij elkaar gezet. Dit is geen plek voor haar dure spullen en een hockymeisje.
“Hoe is het met je?”, vraagt ze. “Gaat wel goed.”, zeg ik. “Jij komt niet bij Tessel hè?”, vraagt ze. “Nee, ze had me wel laatst uitgenodigd voor een feest maar ik had er geen zin in”, zeg ik. “Met Bo gaat het ook wel goed hè?”, zegt ze. Ik weet het niet. Ik heb van Bo 2 brieven gekregen. Ze gaan niet over haar. Ze gaan over waar ze is, wat er is en wanneer. Er staat niets in over hoe het met haar is. Dat is gek. Maar het is ook goed. “Ik denk het.”, zeg ik. “Mis je haar?”, vraagt ze. “Ik mis wat ze is soms, overdonderend, dominant en zonder tijdsbesef.”, zeg ik.”Jij was de roddel van de hockeyclub weet je dat?”, zegt ze. “Roddel?”, zeg ik. Het klinkt niet leuk. Ik vind het niet leuk klinken. “Ja, nou ja, mysterie dan!”, zegt ze. “Dat klinkt al beter”, zeg ik. We zijn intussen op haar bed gaan liggen midden op straat. “Wat werd er gezegd dan?”, vraag ik.
“Jij was terrecht gekomen bij de 3 van meest gewilde vrijgezellen van Bloemendaal. Dat is roddel. Waar jij vandaan kwam wist niemand. Dat was een mysterie.”, zegt ze. Ik snap het niet: “Drie?”, vraag ik. “Ja, Tessel, Bo en Ben” Ik hoorde nooit iemand de vader van Bo, Ben noemen. Het koste even tijd het te snappen. Maar het klonk wel als iets dat Bloemendaal bezig moest houden. “Typisch”, denk ik. “Wat belachelijk!”, zeg ik. “Ik was alleen met Bo.”, zeg ik. “Je moet goed begrijpen dat die meiden altijd bepaalde wie erin en uit ging in dat huis. Ben heeft wel een paar keer geprobeerd iemand mee te nemen. Maar die meiden hielden iedereen al bijna bij de deur tegen.” Ik kijk haar aan. Wat ze zegt is aannemelijk. “En toen was er ineens een jongen die daar gewoon over de vloer kwam en meteen bleef slapen.” Ze legt mij haar hand op mijn hand, “Dat is een roddel en mysterie in Bloemendaal.” Ik hoor wat ze zegt maar Bloemendaal interesseert me niet meer.
Ik wil het eigelijk niet meer hebben over Bloemendaal. Dit duurt sowiezo te lang. Ik moet morgen een werkstuk inleveren. En ik ben nog niet klaar. Het gevoel van Marieke mag niet verdwijnen dat wil ik niet. Ik draai mezelf van het bed af. “Kunnen we niet iemand bellen?”, zeg ik. Lieke vindt mijn vraag jammer. Ik zie het aan haar. Ik doorbreek iets dat ze vast wil houden. “Mijn broer zou bellen als hij zijn fiets heeft. Die komt zo deze kant wel op. Moet je weg?”, zegt ze. “Eigelijk wel maar ik laat jou hier niet alleen achter.”, zeg ik. Lieke kijkt mij aan. “Jij bent lief, weet je dat.” Het is het laatste wat ik wil horen en het is raar. “Het wordt tijd dat jullie die jongens uit Bloemendaal eens een lesje leren met je hele team.”, zeg ik “Ik lijk alleen maar lief omdat die mannen geen enkel fatsoen hebben!” Het verbaast mij. Bij Marieke duw ik een uur in een kwartier aan woorden eruit en is het zelden iets zinvols. En hier staat weer een hockeymeisje voor me en ik weet precies wat ik moet zeggen.
Marieke heeft mij ook iets belangrijk gezegd. Ze was eerlijk maar ik liep er aan voorbij. “Ik begrijp het.”, zei ik. En het was niet eerlijk. Het is niet eerlijk. “Je moet nog niet te veel hiervan verwachten.”, had ze gezegd. Maar ik verwacht alles!
Er stopt een auto. De broer van Lieke is niet op de fiets. Hij stapt uit met 2 vrienden van hem. Ik wil nog wel verder helpen maar ik heb geen tijd meer. Het is in orde, er is iemand onderweg met een tweede sleutel. “Ik moet nog aan mijn huiswerk.”, zeg ik. “Snap ik.”, zegt Lieke. Uit haar tas haalt ze een pen en papier en schrijft een nieuw telefoonnummer op. Ik krijg een zoen en een knuffel. “Ik ga volgende week beginnen bij BOOS-kleding winkel, misschien moet je een keer komen kijken?”
Ik kijk naar het briefje, ik heb nog geen briefje met dit nummer.
Als ik thuis kom ligt er een ander briefje op tafel met een nummer.
Het is van Marieke.