Pinguïn moet doorzetten. Terug gaan is geen optie. Hij heeft al uren geen woord gezegd. Er valt ook niets te vertellen. Waar hij loopt is het stil. Zoals sneeuw dat doet. Het ligt als een deken over alles dat ook maar een klein beetje geluid wil loslaten. Maar het krijgt geen kans. Mooi niet! En hij is onderdeel van die stilte. Het is inmiddels zelfs stil in zijn hoofd.
Dat is fijn stilte in zijn hoofd. Het is zeldzaam. Er is altijd wel iets. Iets dat je denkt. Een rijtje dat je moet aflopen in je hoofd. Iets dat je hoofd vindt dat je moet doen. Het laat je nooit met rust. Dat is toch gek. Je bent toch immers je eigen hoofd? Maar het is bijna ondenkbaar, niet denken. Altijd maar denken. Nooit eens stil. Walvis deed dat niet. Die hield zich niet bezig met wat er kwam of was geweest. Die was bezig met nu. Net als kuikens. Die leven ook in het nu. Ouders willen altijd zo graag vertellen over later of vroeger. Het is zo oneerlijk! Want voor hun is er alleen maar nu!
En dan had Pinguïn gelukkig nog een klein hoofd. Je zou maar een mens zijn met een grote bolle kop. Als mensen het niet weten kunnen ze altijd iets bedenken. Zij hebben altijd een mening. En als je het niet weet is er altijd wel iemand te vinden die het wel weet of dat denkt. Zoeken op iets dat ze hebben uitgevonden naar een mening. Dat doen mensen op elk moment van de dag. Mensen houden niet van stilte. Mensen willen altijd iets zeggen om stilte te doorbreken. Pinguïn deed nu enkel zijn snavel open zodat deze dan niet dicht zou vriezen. En hier was geen mens die de stilte kon doorbreken. Gelukkig niet zeg!
Pinguïn hoort iets scheuren en breken onder zijn voeten. Het breek alle stilte heel even. Achter hem ziet hij dat er een enorme scheur ontstaat en het ijs onder zijn voeten van de Noordpool weg drijft. Pinguïn hoeft niet meer te lopen. Hij kan nu in stilte wachten.
Het is goed.
Hij heeft het wel een beetje koud. Dat wel.