Een urn is een pot waarin de overblijvende as van een crematie in wordt bewaard. Een urn kan thuis worden bewaard, maar ook worden bijgezet in een urnentuin, urnengraf of urnenmuur van een begraafplaats. Dit wordt wel een columbarium genoemd.
Bo had een Urn staan van haar moeder. Dat was opmerkelijk omdat haar moeder lag begraven in Medenblik. In de Urn zat niets. Geen as. Haar moeder had op een bepaald moment besloten niet gecremeerd te willen worden. Dat was omdat Bo zo hard had gehuild toen ze dat had uitgelegd. De Urn was toen al uitgezocht en betaald.
Cremeren was waarschijnlijk een laatste wraak geweest op het lichaam van haar moeder. Wraak omdat het haar in de steek had gelaten – dat hele gezin. “Weg ermee – de fik erin”, had ze vast gedacht. Ik wist daar natuurlijk niets van, maar ik kon het me zo voorstellen. Bo zei er nooit echt iets over. Het werd mij alleen duidelijk toen ik de bloemen die ze had geplukt voor haar in die vaas te doen. “Nee joh dat is geen vaas!”, hoorde ik haar zeggen.
Bo zei altijd “dood is dood”. Ik kreeg er kippenvel van. Het was maar een houding. Een ongekende boosheid die omgebouwd was tot een torenhoge muur. Gebouwd toen ze zo jong haar moeder al verloor. Ik weet wel hoe het is als mensen sterven. Als je wilt dat de wereld even stil staat. Je niet snapt dan mensen doorgaan met al hun onzin.
Een meisje behoord niet haar moeder te begraven als ze nog een kind is. Het is iets dat haar zal tekenen voor de rest van haar leven. Een meisje behoord ook niet te sterven als ze zo jong is en haar leven voor haar ligt. Sterven is onvermijdelijk, dat begrijpen we allemaal. Het houdt alleen niet in dat het altijd te accepteren is.
Een van de draken in de tatoeage van Maureen vrat zijn eigen staart op. Het was een esthetische beslissing geweest, maar ook een met een zwaardere betekenis – een Ouroboros. De Ouroboros is een van de oudste symbolen ter wereld.
Het staat voor de continuïteit van het leven, de transformatie, het eeuwige terug keren, en de eenheid van alles. Maureen geloofde in vernieuwing. Dat je aan het einde van je leven werd afgerekend op wat je met je tijd hier had gedaan. Zij hoefde zich daar niet druk te maken.
Deze meisjes hadden allemaal op hun eigen manier wel een gedachte over de dood. Gedachtes gebaseerd op feiten – of hun eigen oplossingen. Zelfs Nienke die toch echt een opleiding volgde die voorbijging aan alle zweverigheid taste in het duister. Ze had mij voorgelezen uit stukken van Plato.
“Waarom lees jij dit? Dit sluit toch niet aan bij een medische gedachte?”, zeg ik. Nienke kijkt onder haar bril naar mij, haar mondhoeken gaan een beetje naar beneden. “Ik ben ooit gelovig opgevoed – ik geloof nog steeds dat er een hoop dingen niet medisch kunnen worden verklaard. Er zit een ongekende kracht in ons lichaam dat met geen anatomisch te benoemen onderdeel te maken heeft. Niet eens ons brein – het is opslag meer niet.” zegt ze.
Wij kunnen ons niet behoeden voor de dood. Het is er op alle momenten. Zelfs bij geboorte. Als een kind dat je vlak erna verliest. Het is zoiets gruwelijks dat je het niet kunt bedenken. Niet bedenken, maar het gebeurd. Als een jongen die gewoon uitstap. Uitstapt uit die auto en zij ernaast niet. Hij niet realiseert wat hij had en wat hij de rest van zijn leven bij zich zal moeten dragen. Het nooit meer hetzelfde zal zijn.
Gelukkig dat mijn brein mij niet altijd in de steek laat. Ik gedachtes kan koesteren van mensen die er niet meer zijn. Zij die deze aarde voor de eeuwigheid hebben ingeruild. Gelukkig dat ik het kan opschrijven en kan delen.
Het maakt niet zoveel uit wat er in de urn zit – het is meer een soort baken die je doet herinneren.