Een kathedraal of dom is de kerk waar een bisschop zetelt. De benaming valt te herleiden tot ecclesia cathedralis, kerk van de zetel. Die zetel is letterlijk de zetel van de bisschop, die aan de zijkant van het priesterkoor van de kerk staat opgesteld, in de vroegchristelijke kerk in de exedra of de koorapsis. Deze zetel heet in het Latijn cathedra.
Marinda had een te kort rokje aangetrokken toen we naar de kathedraal gingen. Ik had het niet bedacht – er niet aan gedacht tot we daar voor de poort stonden. Ik bij de balie de kaartjes kocht. Ze wilde een kaarsje aansteken bij het altaar. Een kaarsje voor Edith – haar kinderpsycholoog. Zij was inmiddels terminaal. Marinda was er al een tijdje niet geweest en had de draad na dat bericht weer opgepakt.
De man bij de balie zei iets dat ik niet verstond. In het Frans kunnen ze mij helemaal de wind van voren geven, maar ik vind het dan nog mooi klinken. Marinda mocht er niet in met dat rokje. Ik keek Marinda aan: “Wat zegt hij”, vroeg ik. “Ik ben te naakt”, zei ze. “Wat? Hoe bedoel je?”, vroeg ik. “Hij vindt me te uitdagend gekleed”, ik keek Marinda aan. Ik was al aardig wat gewend van haar – ik vond het wel meevallen. “En nu?”, vroeg ik.
Marinda liep naar de balie en sprak in bijna vloeiend Frans de man achter de balie aan. Zijn houding veranderde vrijwel meteen. Achter mij begon de rij met mensen ongeduldig te worden. De man liep van zijn plek af en een deur in. Het duurde even voordat hij terugkwam. Toen hij weer verscheen had hij een soort wit laken in zijn handen. Er zat een koord bij dat hij demonstratief om zijn middel hield – zei nog iets in het Frans waar Marinda op reageerde. Daarna kreeg ze het overhandigt door de nauwe opening van de balie.
“Wat is dat”, vroeg ik. “Dit moet ik aantrekken”, zei ze. Ik kreeg de kaartje van de man en betaalde hem een klein bedrag. Marinda had intussen het gewaad over haar hoofd gedaan en was een strik aan het leggen in het koord om haar middel. Ik had nog nooit een engel gezien. Marinda was er nu sprekend een. Ik pakte snel haar hand voordat ze weg kon vliegen.
De kathedraal was prachtig en koud. Op twee plekken aan de zijkant was glas in de vloer gelegd. Daar was te zien hoe ze de kelder onder de kathedraal hadden gevuld met schedels en botten. De teenslippers van Marinda hoorde ik tikken – terug komen in de echo van de muren. Haar benen waren verborgen. Dit geluid was het enige dat een indicatie gaf dat ze wandelde – anders had je vrijwel zeker gedacht dat ze vloog.
Als er ergens een plek is om in iets te geloven dan is het bij jou. Als jij niet gemaakt bent voor een hoger doel dan weet ik het niet meer. Alles tien keer mooier – vernuftiger dan ik. Ik een rib uit jouw lijf – niet andersom. Gemaakt om iets te creëren. Iets dat alleen jij kunt dragen – ik kan toezien en beschermen. Wij maakte – ik met jouw. Toen we vreeën. Jij erna zei “Als dit geen liefdesbaby wordt dan weet ik het niet meer.”
Marinda stak een kaarsje aan bij een kleinere plek – er waren er meerdere. Dit voor de heilige Maria. De vrouw der vrouwen. Zij die haar kind had gezien terwijl hij werd vastgenageld aan het kruis. Zoals zoveel moeders hun kinderen verloren. Eerder dan zij zelf rustig konden heen gaan. Marinda knielde en mompelde iets dat leek op “Ik hoop dat dit helpt, Edith”
Het licht langs de glas in lood ramen sloeg gekleurde strepen op haar witte gewaad. Als elk meisje – elke vrouw – een engel. Vast en zeker van een plek in een hoger doel.