Het Laatste Avondmaal (in het Italiaans, Il Cenacolo of L’Ultima Cena) is een muurschildering geschilderd door Leonardo da Vinci in opdracht van hertog Ludovico Sforza in de refter van het Santa Maria delle Grazie, een dominicaner klooster in Milaan.
Het is onwaarschijnlijk dat een man weet wanneer hij zijn laatste avondmaal heeft gehad. Ze hem de volgende dag of misschien wel direct erna aan het kruis nagelt. Voor het geval hij denk dat er die avond nog iets anders gaat gebeuren. Hij geen enkele illusie meer heeft dat hij is verraden. Dat het voorbij is.
Ik heb meerdere keren een laatste avondmaal gehad. Een laatste omdat ze de volgende dag gevlogen was.
Toen Bo naar Amerika ging hadden we de dag ervoor brood met kroketten bij ’t Hemeltje gegeten. Ik hoopte op een dinner met kaarslicht maar daar was geen tijd voor. Ik zat zo te mopperen dat ze wel door had dat we iets moesten doen. Ze niet zo maar kon vertrekken. Dat werd het ’t Hemeltje.
De naam ’t Hemeltje is in de volksmond ontstaan. Het eenvoudige volk zat beneden in de gelagkamer terwijl de betere lieden zich boven lieten bedienen met spijs, drank en vrouwen. Het gegoede volk ging boven Hemelen en vandaar de naam ’t Hemeltje.
Bo behoorde wel tot de betere lieden – zij was immers uit Bloemendaal. Ik behoorde tot het eenvoudige volk dat was duidelijk. Het was verre van een gelagkamer die avond. Ik weet wel dat er meerdere keren een te grote stilte viel. Bo hield niet van stiltes. Dan hoor je namelijk de klok tikken. Bo hield niet van klokken.
Bo vond dat ik naar de kapper moest. Helemaal omdat ik het soms in een staart deed. Naar mijn mening had ze daar niets meer over te zeggen. Ze had een kaars van een andere tafel neergezet. Ik vond het geen leuk grapje. Helemaal niet toen ik mijn hoofd naar link draaide en mijn haar van achteren heel even flam vatte.
Bo verslikte zich keihard in haar drinken toen dat gebeurde. “Ik zei toch dat je naar de kapper moest”, zei ze. Ik vond het niet grappig. Het was de laatste dag met haar. Ik wilde naar huis. Ik stond in de fik en zij kon haar lach niet inhouden. Ik gunde haar alles, maar mijzelf nog meer. “Ga je mij wel schrijven?”, vroeg ik. “Ja natuurlijk”, zei ze.
“Ga je me missen?”, vroeg ik en toen stond me haar in de fik. Verdween het antwoord in een proest.
Bedankt Bo.