Zand is zacht, hard, los en korrelig materiaal en een van de meest voorkomende natuurlijke stoffen op aarde. Als de korrels kleiner dan 63 micrometer zijn heet de grondsoort silt; bij korrels groter dan 2 millimeter spreekt men van grind. Daartussen is het zand. Zand komt meestal voor als sediment, hetgeen wil zeggen dat het zand is vervoerd door water of wind. Zo zijn van zand duinen, stranden, woestijnenen rivierbeddingen ontstaan. De korrels zijn meestal afbraakmateriaal van gesteenten, maar kunnen ook van organische afkomst zijn (schelpen, koraal).
Dit wat ik schrijf is afbraakmateriaal. Kleine stukjes schelp en koraal – meestal steen of aarde. Want liefde is zand. Los en korrelig materiaal dat zijn weg vindt tussen de vezels van je ziel. Tegen de stroom in bij voorkeur – waar het eigenlijk niet gaan kan. Tussen millimeters ruimte.
Zelfs als het weg is – ze weg is. Zelfs dan hangt het nog tussen alles – wringt het – schuurt het. Dat wat overal is achtergebleven. Zijn weg vond in tijden dat je het toeliet. Toen zij nog alles was. Als iets in je ogen – dat je nog voelt zelfs als het weg is. Je je ogen niet meer wilt openen. Je niet meer weet waar je moet beginnen.
Alle gedachtes die ik had daar zat jij tussen ooit. Als zand. Op onbewaakte momenten tussen de lege plekken, maar ook tussen de bewuste bedachte gedachtes over haar. Tussen kennis van zaken en onbenulligheid. Ondoordachte kronkels en dwalingen. Tussen alle dingen waar ik mee bezig was of moest zijn. Daar was zij ergens als ik het niet verwachtte. Zij had geen idee.
En dan kon ik wachten tot al die tijd voorbij was. Zij eindelijk de sleutel in het slot stak. Ik alle slaap had uitgesteld tot ze met de buitenlucht op haar huid bij mij in bed kroop. Ik voorzichtig mijn hand om haar heen sloeg. Dan telde ik alle blauwe plekken. Bedacht ik dat ze allemaal van je af moesten blijven. Die kinderen met lichamen van een volwassenen. Ze had het uitgelegd, maar ik snapte het niet.
Ze werkte bij het Epilepsie centrum in Hoofddorp. Zat op een groep met mensen met een verstandelijke beperking. Bijna alle kinderen daar waren fysiek sterker dan zij, maar mentaal niet. Nobel werk. Mijn strijd de planning voor te zijn in de drukkerij was een eitje als je het vergeleek met haar werkt. Zij kwam altijd schoon aan de haak thuis. De bikkel.
Ze had haar vrijheid al een tijdje terug toen ik het laatste zand van mij afklopte. Ik het niet meer voelde. Het mij – ik haar daarin niet meer beperkte. Alsof we samen niet genoeg vrijheid hadden gehad. We niet konden doen wat we wilde – misschien hadden we dat daardoor wel niet eens gedaan. Als stilstaan.
Ik beperk iedereen wel op een bepaalde manier. Leuk genoeg om even om je heen te hebben – te aardig ruzie mee te zoeken en te vertrekken. Moeilijk te verlaten – er zijn genoeg die het je veel makkelijker maken. Genoeg mannen die men zo verlaat. Horken – botte schepsels. Ik vertikte het gewoon. Vertikte het echt boos te worden. Dat vertikte ik vooral als ik heel erg boos was.
Had je ze gevonden? Die stukken. Die van jou, die van mij? We maakte ze samen – ik raapte ze alleen op. Probeerde het. Het gleed door mijn vingers weg. Als stof – silt. Weggevoerd – vervoerd door water en wind.
Tot een nieuwe wind – een nieuwe stroom en nieuw zand tussen millimeters ruimte gleed. Zand van haar. Zij die nooit meer weg mocht gaan.