Diefstal is een strafrechtelijk delict dat bestaat uit het op onrechtmatige wijze eigenhandig in bezit nemen van andermans eigendom. Wie zich schuldig maakt aan diefstal wordt een dief genoemd, een vrouwelijke dief is een dievegge.
Marinda was dat – soms. Marinda jatte theelepeltjes. Als we ergens waren stak ze er altijd wel een in haar zak. Na haar thee – van mijn koffie kop. Ze had het volgens mij niet eens door. Ik moest er echt op letten – vooral in Parijs. Ik wilde geen gedonder met de gendarme.
Ik heb er wel eens naar gevraagd – gevraagd waarom. Ze legde het lepeltje op de muis van haar hand en zei: “Ik wil alleen kijken of hij past. Als hij past mag ik deze meenemen.” Niet dat ik er iets van snapte. Ik ook maar enig benul had. Hij paste altijd eigenlijk. Dat was geen enkel punt.
Ik kreeg het er benauwd van. Spullen van een ander daar blijf je van af. Er is natuurlijk niemand die een theelepel mist – dat snapte ik wel. Het kan altijd nog erger. Maureen die jatte gewoon een hele fiets. Omdat die van haar ook kapot was. Ik vond het een non rede. Een fiets jatten in Amsterdam is nog best lastig heb ik begrepen.
Maureen: “De meest gebruikelijke manier om fietsen te stelen is het forceren van het originele fietsslot door middel van een schroevendraaier. Meeste mensen hebben geen twee sloten op de fiets, dus door het forceren van het ene slot is meteen de fiets berijdbaar.”
“Goh”, zeg ik. “Ik zou het niet durven. Ik val meteen op”
Ze gaat verder: “Een betonschaar is weliswaar een vrij fors stuk gereedschap, maar er kunnen geluidloos en snel zware kettingen mee worden doorgeknipt. Je kunt zo’n schaar gewoon huren. Het is niet voor niets een populair hulpmiddel bij diefstal van tweewielers. En wat betreft opvallen: ook bij diefstal geldt waarschijnlijk dat brutalen de halve wereld hebben.”
Ik knik. “Ahu maaruh – kunnen we het over iets anders hebben – ik ben nog nooit een fiets op een andere manier kwijt geraakt.”
Het werd wel tijd dat Maureen een andere fiets kreeg – dat ding waar ik achterop zat was dood eng. Marieke had een keer een fiets gejat. Hoewel volgens mij zat het slot er nog aan. Niet echt gejat dus – meer meegenomen. Ik weet niet meer de details, maar het was onmogelijk – steppen met een gejatte fiets en het slot tussen de ketting.
Het enig wat ik heb gestolen was jou hart. Niet met een beton schaar of met ander stuk gereedschap. Niets geforceerd of met geweld, maar heel voorzichtig beetje bij beetje. Ik wilde hem wel weer terug stoppen. Ik wilde hem alleen even zien – even zien en vasthouden. Toen jij je adem inhield. Het was toen dat het heel even mocht. Jij je adem inhield. Daarna gaf ik m weer terug.
Marinda had een lepeltje in haar zak. Het paste precies. Ik paste ook precies. Lepeltje lepeltje, maar van andermans spullen blijf je af.