Het lichten van de zee is een lichtverschijnsel dat wordt veroorzaakt door bioluminescentie. Het lichten van de zee kan worden waargenomen zowel aan de kust als op open zee. Het komt voor bij bepaalde bacteriën, maar is ook wijdverbreid bij diepzeebewoners zoals vissen en vooral bij ongewervelden, zoals inktvissen, kwallen, koralen en plankton. Op het land kunnen verschillende schimmels en insecten licht geven.
Als de zon onder is, maar het licht nog een beetje in de lucht hangt. Is het vrouwelijk het aller mooist. Als je iets meer je best moet doen om te kijken. Je je ogen moet samenknijpen en je pupillen vergroten. Dat – om het kleine beetje licht dat er is te gebruiken om alles van haar nog te kunnen zien. Haar lach, het vocht dat glinstert in haar ogen – de dons op haar huid. Wanneer het licht niet vals meer is – niet te direct. Als d
at licht haar het aller beste belicht.Het was de eerst keer dat ik het zag – toen op Texel. Toen zij bij mij achterop zat. Ze zachtjes tegen mij aanhing – ik voelde alsof ik de grootste trofee had binnen gehaald. We bij de duinen het pad naar boven liepen en boven aan nog een klein randje zon konden zien wegzakken. Het al weg was toen wij ons in luwte van de duinen hadden neergelegd. En zoende – hunkerde naar onbekende dingen. Voorzichtig.
Twee weken slechts waren het. Twee. Het sneed mij de pas af. Dat wat een spoor had getrokken achter mij – was niet meer relevant. De weg die ik liep – wilde ik niet meer verder aflopen. Het was waar het jongetje in mij verdween en iets anders zijn plaats in nam. Iemand die haar veilig thuis wilde brengen. Voor altijd haar hand wilde vasthouden. Ineens begreep dat hij dat moest doen. Hij die alles wilde horen wat ze had te vertellen. Hij die aan haar lippen hing en ze wilde zoenen.
Ik droomde dat ik in de zee een tas vond waar ik zelf in zat – zo leek het. Zelfde haar, zelfde ogen. Ik nam hem mee – hij nam zijn tas mee. Ik wist niet waarom. Thuis bij het vuur liet ik de foto’s zien – van mij van haar. Daar op die plek viel ik in een diepe slaap. Zo diep. Hij stopte mij in zijn tas. Zo als hij eerder ook in die tas had gezeten – was gestopt. Sleepte mij terug naar de zee. Hij lachte toen hij mij daar met de stroming wegduwde. Ik mijn oude ik achterliet – op weg was naar iets nieuws. Ik weg was en alles nieuw.
We hielden het wel even vol – het schrijven. Nog best lang. Tot het verdween – zij verdween bij die laatste brief. Ze hoopte – smeekte om begrip. Als een meisje – die balanceerde op iets nieuws. Als een jonge vrouw. Toen een andere jongeman haar had gezien. Haar had gezien in dat licht. Ze hetzelfde gevoel had als toen met mij. Ze het onmogelijke inleverde voor het mogelijke – het verre verwisselde voor het dichterbij..
En daar op het strand lag een tas.