Een tic is een plotselinge, spontane, korte samentrekking van een spier of spiergroep. Hierdoor ontstaat een waarneembare beweging. Soms treden tics in korte tijd snel na elkaar op. Een tic kan willekeurig gereproduceerd worden. Indien wenselijk kan een persoon met een tic, deze tijdelijk onderdrukken. Dit veroorzaakt wel een soort spanning, een drang om te bewegen. Tics kunnen bij iedereen voorkomen, maar zijn soms een symptoom van een somatische of psychische aandoening (ticstoornis). De meeste tics die voorkomen op kinderleeftijd, verdwijnen spontaan.
Marinda kriebelde altijd in mijn handen. Tot het moment dat ik haar hand stevig vast ging houden. Ze had dat niet door dat ze dat deed. Het ging irriteren. Marinda heeft ook altijd een klokje in haar ogen. Rent van hot naar her als het even tegen zit. Er zit altijd wel iets in haar hoofd dat ze wil doen. Alleen als we in de kroeg hangen is het dat minder. Ook het nagelbijten is dan minder.
Marieke verzamelt volgens mij mannen. Het is een tic. Ze is er heel goed in. Beetje lonken – dat kan ze wel. Soort jacht. Het is onschuldig. Ik heb stapels brieven over jongens – struikelend als ze haar nakijken. Soms loopt het minder goed af zijn er jongens die haar niet met rust kunnen laten. Dan moet je zien weg te komen – maar mannen kan ze in het algemeen wel aan. De mannen die ze verzamelt kan ze allemaal bellen. Als ze alleen is – als ze iets wil afspreken.
Bo verzamelt tijd – tijd als in “tik”. Jou tijd mijn tijd – het liefst. Bij voorkeur niet haar eigen tijd. Die is heilig. Die zit niet in de verzameling. De verwachting is dat jij er altijd wel tijd voor hebt. Als ze belt moet je alles laten vallen. A
lles – want als je iets wilt afmaken als ze belt heeft ze dat door. “Wat ben je aan het doen – ik ben iets aan het vertellen?”, zegt ze. “Niks”, zeg ik. “Ik hoor je iets anders doen. Kom je anders hierheen ik verveel me?” zegt ze. “Is goed.”, zeg ik. Natuurlijk het is altijd goed.Maureen verzamelt
van alles. Het liefst dingen waar ooit leven in zat, maar intussen niet meer kan weglopen. Een dooie muis (skelet), fossielen, een plat gereden kikker. De meest vreemde dingen liggen er voor haar spiegel. Ik heb er wel een dingen aan toe gevoegd, maar niet alles komt door de ballotagecommissie. Toch die tafel is niets vergeleken met wat Maureen allemaal in haar hoofd heeft verzameld. Als je daar de deksel van open trekt moet je even gaan zitten. Zitten en luisteren.Zij is mijn tic. Mijn tik en mijn tak – elke minuut elk uur. Dan zit ik te denken wat ze aan het doen is. Als een dwangmatigheid. Verzamel ik elke herinnering – terug en heen. Schrijf het op – laat het langs komen. Stel ik mij voor dat ik bij haar ben. Als ik er nog niet ben. Het is een tic.
Simone heeft het ook. Als ik haar een zoen geef en wegloopt komt ze er nog twee halen. Ze wil er drie. Altijd. Ik moet er altijd drie geven. Het past zich toe op alles. Kleine dingen die moeten. Andere dingen die gewoon zijn. Drie kinderen, drie komkommers bij boodschappen, drie bruine broden. Dag zeggen met drie kussen, nog een keer zwaaien als ik mijn fiets pak, dan nog een keer als de hoek om ga. Als die laatste niet lukt. Dat kan. Dan let ik niet op of komt er een kind tussen. Krijg ik een sms met: “Doei, zwaai zwaai, fijne dag.” Dat is dan de derde.
Altijd – constant – consequent. Als een tic.