Een ouder is een individu dat een of meer nakomelingen heeft. In de biologische zin heeft elk levend wezen een of twee ouders, resp. bij ongeslachtelijke en geslachtelijke voortplanting. Ouders hebben, vooral bij hoger ontwikkelde organismen, vaak een rol in de verzorging van het nageslacht. Men spreekt ook dan van een ouder, als deze deze opvoedersrol vervult zonder in biologische zin ouder te zijn. Bij mensen spelen ten dele ook juridische definities mee. Al naar gelang de definitie kan met het omgekeerde begrip, kind, overeenkomstig definiëren.
Er was bij mijn vriendinnetjes niet echt sprake van complete ouders. Op een of ander manier miste er wel ergens iets. Zij die bij mij thuiskwamen, merkte ook hoe dat anders kon. Het was voor hun ook rede om soms weg te blijven. Ik vertelde over mijn ouders met trots. Marieke en Bo waren daar heel duidelijk in. Ik heb het weleens voorgesteld.
Op een of andere manier wil je toch pronken met wat je hebt – je vriendinnetje – je ouders. Het werd afgewimpeld – verzwegen, Marinda was de enige die voor lange tijd bij mijn ouders over de vloer kwam. Dat werd lastiger toen duidelijker werd dat mijn ouders moeite hadden met haar. Dan duurt het nog te lang voordat je het huis echt uit bent.
Ik begrijp het nu meer dan toen. Het wegblijven. Omdat ik mijn ouders op handen droeg. Dat maakte het onmogelijk voor mij het op te nemen tegen een eventuele afwijzing. Ik zag het niet. Mijn ouders verwachtte dingen. Mensen die zonder enige moeite praten. Mensen die ook niet houden van ongemakkelijke stiltes.
Ik herken dat – ik heb dat ook. Ik heb het inmiddels wel wat meer afgeleerd. Ongemakkelijke stiltes zijn heerlijk. Je kunt dan overal nog even extra over nadenken. Een stilte is geen rede in te grijpen – over iemand heen te walsen met je eigen verhaal. Het hoeft niet altijd. Je hoeft niemand te redden van zijn ongemak – stilte of verlegenheid.
Het wordt koud. Er zit overal zand. Dat krijg je als niet van elkaar kunt af blijven in het zand. “Ik moet je nog iets zeggen”, zeg ik. “Ja, natuurlijk. Jij wil altijd wat zeggen.”, zegt ze. “Laat me nou even. Dit is belangrijk.”, zeg ik. Ik kijk haar aan. “Ik wist helemaal niet dat jij het was.”, geef ik toe. Ze is stil. Het duurt net even te lang. Lang genoeg om te bedenken dat ik iets heb gezegd wat helemaal niet duidelijk is. “Dat wist ik al hoor.”, zegt ze dan.
Het is wel duidelijk dat ik niet tegen stiltes kan. Ik zit er op dit moment middenin. Iemand vroeg mij een paar weken geleden of ik mijn ouders nodig heb – ik nog iets van hun nodig heb. Het antwoord is “Nee, ze hebben het goed gedaan – ik heb niets meer van hun nodig. Alleen de liefde naar mij kinderen – dat is het enige. Wel een heel groot enige, maar als dat stopt kan ik er niets aan doen.” Zijn antwoord was – “Dat is toch mooi – je hebt de keuze – jij en zij ook.”
Het klopt. In mijn laatste telefoongesprek zei mijn moeder: “Ik ben geen deel meer van jouw gezin, al heel lang niet meer.” Het is iets dat in mijn hoofd maalt als een deuntje. Is het een verwijt? – iets dat ze betreurd? Is het een verwijt naar haarzelf of iets dat ze betreurd in ons – in mij? Ik heb echt geen idee.
Er zijn immers veel momenten geweest dat zij geen deel uitmaakte van mij. Ook zonder Simone -zonder gezin, maar ik toen ook niet van hun. Dat laatste is schijnbaar minder belangrijk – dat mag je als ouder meteen vergeten. Het was toen zij net als ik verder gingen met hun eigen relatie en leven.
Dat lijkt mij logisch. Je mag als kind niet zeggen dat je het ook zonder je ouders prima redt – het mag wel anders om. Dat komt omdat het niet altijd vanzelfsprekend is dat allebei je ouders nog hebt. Als iets uniek is – bijzonder moet je het koesteren en op handen dragen. Anders gaat het mis. Anders valt er een stilte – een stilte die alleen zij kunnen doorbreken.
Ik hou van stiltes.
Vlak voordat er iets je weer in je poot bijt.