Eenzaamheid is iets anders dan sociaal isolement. Eenzaamheid is een gevoel, sociaal isolement een situatie. Anders gezegd: er is wezenlijk verschil tussen alleen zijn, en je alleen voelen. Uit neuropsychologisch onderzoek naar eenzaamheid is duidelijk dat bij eenzaamheid hetzelfde hersengebied geactiveerd is als wanneer men fysieke pijn voelt. Eenzaamheid is het fysiek ervaren van een gebrek aan verbondenheid met anderen. Iemand – met hem.
Ik ken prachtige schepsels die eenzaam zijn. Zij die dat niet altijd waren. Toen er iets is mis ging. Ze verdwaalde in dat wat hij wilde en zij het liefst had gehad. Ze iets verwachtte en hij het niet zag. Al heel lang – iets te lang. Verwachtingen – zo hoog en gespannen dat dit enkel kon resulteren in een teleurstelling.
Die spanningen – die de onbegrijpelijke frictie tussen sex en liefde, waar en onwaar, besproken of vooral onbesproken dingen tot een onduidelijk doolhof maakte. Er niet meer een weg was te vinden naar die ander. Hij niet doorhad dat zij langzaam maar zeker achter muren verdween.
Ik ken ze en kan ze niet redden. Ik wil het wel. Heel graag – ze verdienen het. Ik ben al blij als ik mijzelf kan redden. Elke dag. Ik – die slechts momenten heeft van oplettendheid. Zo verdwalen kan in mijn eigen beleving en hoofd, zo als elke man. Ze dan plots voor mij staat en ik denk, “ohw ja”. Omdat wij toch zo zelden doorhebben wat er is – wat er speelt.
Een argument met haar is als een marathon. Altijd iets te lang dan we zouden willen. Iets te lang dan nodig is. Ik ben niet goed in duurloop. Volhouden als ik al weet waar het eindigden gaat. Ze mij bij de finish omarmd en zegt: “zie je wel?” ik dat al weet. Wij immers allebei het zelfde argument hadden. Dezelfde route, dezelfde inzichten – zij alleen altijd een betere tijd maakt. Net als elke vrouw.
Ik kan wel zeggen dat het is omdat zij nog steeds een verschijning is. Elke concentratie verdwijnt als zij mij iets vraagt. Dat kon ik vroeger wel, maar ze gelooft me nu niet meer. Als ik dat excuus aandraag, maar ook weet dat dit niet altijd zo is. Ik ook gewoon afwezig ben. Verdwaal in mijn verleden of in wat ik moet doen. Ik mijn verhaal op een rij zet net als zij dat van haar verteld. Alsof een egoïst is verborgen in de aard van elke man.
Zij die deze mooie schepsels hebben zien verdwijnen verdienen niet altijd dat wat ze nu hebben. Een ander wellicht, waarschijnlijk. Omdat mannen zelden alleen kunnen zijn. Ik weet het wel zeker. Ik weet ook dat ze niet beter weten. Ik het ook niet weet. Ik het ook niet verdien. Het kind in elke man, in mijzelf immers het meest aantrekkelijk is.
“Denk je dat hij bedoeld dat mannen als kinderen verdwalen tot ze kunnen worden gered?”, vraagt ze. Ik heb even niet opgelet. Krijg ineens een vraag die prachtig is maar ook enorm moeilijk. Ze heeft intussen de hoes uit de plaat getrokken, maar de platen die ik heb van Bob hebben geen teksten op hoezen. Ik ga iets dichter bij haar zitten.
Er was een periode dat je mij kon uittekenen. Tekenen in dat shirt – nog maar net uit de schone was en al weer aan. Niet om Dylan. Niet echt, maar meer omdat zij het had gekocht bij de ontdekking van haar eerste vakantie geld. Ze mij er wel een paar keer omheen had zien dartelen op het Waterloopplein. Iets wilde kopen, maar niet wist voor haarzelf. Het was zo bijzonder en lief.
“Ik denk dat Bob het nooit leuk vindt als mensen invullen wat hij bedoeld.” zeg ik kinderachtig. Ik probeer dat te verhullen met een zoen, maar ze draait haar gezicht weg. “Mannen zijn absoluut kinderen.” probeer ik weer goed te maken. “Waneer denk je dat dat stop?”, vraagt ze. Terwijl ze mijn hand onder haar shirt weg trekt. “Het is wel duidelijk dat ik de verkeerde persoon ben die je dat kunt vragen”, zeg ik. “Maar Bob heeft de meest vrouwen die hem wilde redden bedrogen.” Sluit ik af.
De plaat is inmiddels tegen de rand van het etiket aan het tikken. Bob is uitgepraat. “Ik denk dat het stopt als ik zelf kinderen heb.” Zeg ik. “Wil je dat?”, vraagt ze. Ik weet het antwoord heus wel. “Niet nu, maar ik denk dat ik dat wel kan.”, zeg ik. Ik heb intussen de plaat omgedraaid. “Bob begint alweer aan een andere theorie.” Sluit ik af.
Mannen en platen – een pure kans terug te pakken wat ze hadden. Een eigen ruimte in een kast, een eigen moment. Onnodige ruimte wat haar betreft. Niet op kleur of alfabet, nee het liefst op genre. Ongrijpbaar en zo het lijkt chaotisch. Lekker eenzaam kan hij daar zijn – tussen zijn platen. Totdat zij zegt, “ik ga naar bed” En hij denkt “Ohw, ja”.
Hij – druk opzoek naar de mooiste teksten voor haar. Hij – die ze het liefst zelf had geschreven. Zij – die dat nog steeds niet weet.
Misschien..