Duizendschoon is een bloem uit het geslacht van de anjers. De stengel en de kelk zijn kaal. De kroonbladen zijn 5 tot 7 millimeter lang, met de kleuren rood, roze, violet, paars, wit, of tegenwoordig vaak ook tweekleurig, zoals wit met rood, rood met wit, paars met wit of wit met paars.
Weet je: Een duizendschoon is niet meer dan een Anjer. Soms lijken dingen meer dan wat ze zijn. Leken ze duizend maal schoner. Was ze niet meer dan wat ze was. Dat geeft niet. Zij kon er niets aan doen. Niet dat jij ze op een voetstuk zette, nog dat jij haar tot een duizendschoon verklaarde.
Ik werd vanmorgen wakker als een man. Schrok me rot. Was immers de dag ervoor nog een jochie. Niet omdat zij met mij de nacht had doorgebracht. Ze besloten dat te doen. Niet omdat zij mij iets had ontnomen of mijn ogen had geopend. Iets had aangevuld of gegeven. Ik teugen adem haalde langs haar huid.
Niet daarom, maar omdat ik vanaf dat moment voor haar moest zorgen, wilde oppassen op haar en alles wat daar uit voor zou komen. Omdat ik haar helemaal had gezien. Ik nooit meer herstellen zou van haar. Zo mooi als ze was, in dat licht. En zonder enige schaamte. Ik haar overal voorzichtig mocht aanraken. Als een duizendschoon.
Ze is het bed uit gesprongen en heeft een plaatje op gezet. Weer het bed in gekropen en kijkt naar het plafond. Haar haren zitten als dikke klitten geplakt op haar voorhoofd. Haar gezicht zingt de woorden in haar hoofd. Ik heb geen idee wat ze nu denk. Wat er in haar omgaat, maar ze grinnikt. “Wat zei je nou?”, zegt ze ineens. Terwijl ik niks heb gezegd, tenminste niet dat ik weet. “Wanneer?”, vraag ik.
“Voordat je..”, ze hersteld zich. “Mensen roepen van alles”, zegt ze. “Jij riep ook iets” Ik begin te zoeken, maar weet het niet. Ik pieker er wel over. Hoop dat het niet een naam was van iemand anders. Een ex. We hadden ze allemaal heus wel eens besproken. Oude liefdes, en toch ik had nog nooit namen geroepen – ik deed dat nooit. “Geen idee”, zeg ik. “Het is een goede middenweg – een goede oplossing”, bedenk ik.
Bij de Vlaamse friettent kiezen we altijd 2 vorkjes. Een roze en een blauwe. Ze verbergt ze achter haar rug. Wisselt ze in haar handen. De bedoeling is dat er een kies. “Het maakt mij niet uit hoor.”, zeg ik. “Weet ik wel”, zegt ze, “kies nou maar.” Ik tik tegen haar linkerhand. “Deze zeg ik”, Ze haalt haar hand te voorschijn.
Het is een blauw vorkje.
“Ik denk dat ik alleen maar jongens kan krijgen”, zegt ze. “Echt waar, waarom denk je dat?”, antwoord ik. “Een gevoel. Ik ben ook een beetje bang dat ze te veel op mij gaat lijken als het het een meisje wordt.”, zegt ze. “Onzin”, zeg ik. En vlak daarna, “Wat een cadeautje, trouwens nog eentje zo als jij? Geweldig”. Ze prikt met het blauwe vorkje in een patatje en doopt het in de andalousesaus. “Nou dat weet ik niet hoor.”, zegt ze.
Ik hou zo ziels veel van haar. Zo met die saus op haar wang en een blauw vorkje. Als ik op haar wil passen en alles wat uit haar voortkomt. Het niet uitmaakt. Het vast een jongetje wordt, maar ook een meisje prima is.