De zon is pas volledig ondergegaan op het moment dat de hele zonneschijf niet meer te zien is. Door reflectie in de atmosfeer blijft het nog wel enige tijd licht, waardoor zonsondergang niet gelijkstaat aan het moment wanneer het donker wordt. Zo als liefde ondergaat, wegebt met de zee. Langzamer dan je zou willen. Als zij al zo duidelijk is geweest.
En natuurlijk hangt zo’n zonsondergang af van met wie je bent. Wat ze betekende, kort of lang. Als je haar er voor kon zetten. Haar lichaam precies paste in die rode cirkel. Op dat moment en in die zonsondergang. Ze ineens zo veel mooier was. Heel even. Zo lang het duurde, omdat ze daarna verdween met de noorderzon.
Ik weet nog goed dat niets was gebroken aan mij. Geen enkele barst zich vertoonde op mijn kloppend hart. Langs mij huid enkel gladde wegen trokken. Geen zorgen – geen rimpels. Geen grijze haren.
Er is een rede waarom je zegt dat je hart breekt en niet je brein. Natuurlijk kun je je brein wel breken over wat er is gebeurd. Wat je had moeten doen. Wie je had moeten zijn. Wat je had moeten zeggen. Maar alleen je hart weet welke dingen in je lichaam meer zorg nodig hebben. Het is je hart dat altijd eerder ziet dat een zon ondergaat. Eerder dan je brein wil toegeven.
Ik had met haar afgesproken op het strand. Ik hoefde haar niet op te halen. Ze was er al een tijdje. Staarde naar de zee. Ze had alles al in haar hoofd zitten. Hoe ze ging doen, wat ze ging zeggen, wie ze was. Het waren altijd al dingen die ik mij af vroeg. En toch nu wist ik het precies, moest ik het alleen nog aan mijn eigen verstand brengen.
Zij moet wel duizendmaal schoner zijn dan een van die zonsondergangen. Want mijn hart slaat nog steeds stalen pinnen in houten balken. Mokerslagen. Strak stalen lijnen vast. Rails recht naar dat hart van haar.
Nog steeds gaten in bergen. In rotsen als met een pikhouweel. Gaten om te zekeren. Touwen te strekken in rechte lijnen opweg naar dat hart van haar.
Ja dat hart van mij slaat nog steeds planken mis. Pijnlijk mis. Hamers op duimen en spijkers krom. Om haar vast te nagelen. Vooral dan slaat het de plank mis. Om haar nooit meer kwijt te raken.
Als ik haar zou kunnen vangen, ooit zal vangen.
Mijn hart slaat nog steeds op het aambeeld. Hamerend. Klinken als minuten in uren plat. In dagen en al jaren. Om tijd te hebben haar te bereiken.
Het slaat nog steeds en vaak naast dat van haar, in het zelfde ritme.. Er tussen. Er door. Slingerend als tijd. Genoeg tijd om haar te raken. Te zeggen dat mijn hart zolang al slaat voor haar. Te zeggen dat het behoord aan haar.
Het is een laaghangende zon die kansen biedt. Een kans voor de sterren er boven zich te tonen. Als je je best doet, als je je ogen tot een klein spleetje dicht knijpt zie je ze.. Net als de glinstering op haar huid. Slechts zichtbaar als ik mijn wimpers als een filter gebruik. Er over haar gezicht een gloed ontstaat. Je, je hart in je keel voel slaan, en je laatste uur is geslagen
Zij hield afstand. Stak haar handen in haar zakken toen ik ze wilde vasthouden. Haar ogen verdwenen achter haar zonnebril toen ik haar wil aankijken. Alles wat ik zei leek ze een beetje weg te grinniken Zo veel zonsondergangen. Sommige indrukwekkender dan anderen, maar dat is pas nu duidelijk. Toen niet. Toen ik mijn hart gaf en het soms brak.
Toen ik wachtte op haar oordeel.