Rokjesdag is de dag waarop een groot deel van de Nederlandse vrouwen voor het eerst in het jaar zomerse kleding zoals een korte rok zou dragen op blote benen – geen panty’s en dergelijke, doorgaans midden april.
Terwijl ik een glas water drink in de perfecte keuken van Marielle na een lange en dronken nacht. Zie ik de benen van Lieke langs de vitrage van de openslaande deuren. Lang en gespierde hockeybenen – met een paar blauwe plekken, maar prachtig. In haar handen heeft ze een boek dat ze na lang zoeken uit de onbekende boekenkast heeft gevist.
Voordewind van Martin Bril: De titel van deze roman is de naam van de hoofdfiguur ervan. Deze vertelt in acht berichten met een proloog en een epiloog over alles wat hij meemaakt. En dat is ogenschijnlijk niet veel en weinig indrukwekkend. Het zijn alledaagse dingen; een gesprek of een stuk ervan, het doen en laten van de buren, een reis, een ontmoeting in een cafe.
Maar het gaat de schrijver niet om de gebeurtenissen, maar om de beleving van wat hij ziet. Dit leidt er toe dat ieder bericht het karakter krijgt van uit heel kleine fragmenten te bestaan, soms van maar een zin groot. Het is de vraag of de lezer enige samenhang uit al deze losse waarnemingen kan ervaren. De roman veronderstelt in ieder geval een grote literaire gevoeligheid
Lieke had een rokje aan. Net lang genoeg om praktisch en zonder je benen in de knoop languit op een tuinstoeltje te hangen. Kort genoeg om te illustreren dat haar benen nog langer waren dan je vermoedde. Meer vrouwen hadden die dag bedacht dat het moment daar was – ik wist het zeker. Het fascineerde mij dat vrouwen – als te spreken van een geheime afspraak of toverslag – opeens op straat verschenen met blote benen en een rok. “Is het Rokjesdag?”, vroeg ik.
Het was geen toeval dat ze Martin Bril had gepakt uit de kast. Martin Bril, die ten onrechte doorging als de bedenker van de term Rokjesdag. Lieke wist van niets, maar zijn fascinatie was iets dat elke man begreep. Je het begreep dat ik zo naar Lieke keek en ik teugen geluk voelde enkel bij het aanzien van deze benen. Lieke nam op haar plaats een teug van haar kopje thee. Ik zag het water tegen haar bril verdampen.
Ik vind Simone zo bijzonder opwindend als ze haar leesbril opzet. Simone heeft haviksogen. Elk bord dat zelfs door de Tom Tom nog lang niet is opgemerkt of behandeld heeft zij allang gezien. “Je moet hier zo naar rechts”, zegt ze dan. Een bril was dus al een tijdje onwaarschijnlijk, maar nu heeft ze toch een leesbril nodig. Het is iets dat alles accentueert dat zij is. Als een randje om haar bedenkelijke blik – die blik die ik vaak genoeg krijg als ik weer eens niet oplet.
“Is dat een mannending”, vraagt Lieke. “Wat? Rokjesdag?”, vraag ik en ga op mijn hurken naast haar hangen – leg mijn hand op haar been. “Rokjes zijn vrouwen dingen, maar de dag dat het Rokjesdag is zal geen man ontgaan” Lieke glijdt ineens iets meer naar beneden waardoor mijn hand onder haar rok verdwijnt. Haar shirt is in deze actie iets omhoog geschoven waardoor haar mooie navel te voorschijn is gekomen.
“Er is iets ongekend magisch aan een Rokje”, zeg ik nog koelbloedig. “Alsof elke vrouw erop mag vertrouwen dat mannen het best aan kunnen. Ze zich moeten en zullen gedragen. Als dragen van een rokje unaniem is besloten als een front – een niet te stoppen beweging”
Lieke wiebelt onhandig uit haar tuinstoel. “Ik ben blij dat je wakker bent meneer Bril – dat werd tijd zeg”, zegt ze. “Kom, we gaan in de stad rokjes kijken”