Het zwanenmeer is een klassiek ballet in vier bedrijven. Het Bolsjojballet bracht het stuk in première op 4 maart 1877 in het Bolsjojtheater te Moskou. Over wie het libretto schreef, bestaat er onzekerheid. Vermoedelijk waren Vladimir Begitsjev en Vasily Geltser de auteurs. Het verhaal toont gelijkenissen met verschillende sprookjes, waaronder De gestolen sluier van Duits schrijver Johann Musäus en het Russische sprookje De witte eend. De oorspronkelijke choreografie is van Julius Reisinger. Tsjajkovski componeerde de muziek.
Ze zei altijd dat ze met mij ging trouwen. Uit het niets. Bij de ontbijttafel – als ik binnenkwam – er nog maar net was. Robins moeder moest er altijd om lachen. “Weet je het zeker lieverd?”, zei ze dan. Het was een onwennig moment. Ze was een klein meisje met dezelfde rode haren als haar moeder. Enorme bruine ogen, sproeten – en de jam van haar boterham nog roder op haar lippen. Ik hou van sproeten. Ze knikte overtuigd. Er was niets zo onschuldig als zij.
Lagere school passeerde – daarna een grotere school, nog een grotere erna. Geef een meisje een paar jaar en ze groeit uit tot een zwaan. Het was nadat ik haar na lange tijd weer zag. Ik weer in contact kwam met Robin en op zijn verjaardag was. Ze zich zo onder de douche vandaan in een ochtendjas op de bank stortte. Ze was misschien net 15 en prachtig. Vrienden van Robin reageerde op dezelfde manier op haar, misschien iets uitbundiger – amicaler. Het was niet gek – ze was net zo mooi als haar moeder. Helemaal af.
Er was in de tuin een schuur omgebouwd tot kamer. Met een paar vrienden van Robin hingen we daar een beetje rond. Ik vond nauwelijks aansluiting bij zijn andere gasten. Wurmde me uit het hok en stapte het huis weer in – de keuken in waar zij ook toevallig was. Ze had intussen een trui aangetrokken die veel te groot was en een joggingbroek aan – had nog wel een handdoek om haar hoofd gewikkeld. “Jeetje wat lijk jij op je moeder zeg”, zei ik. “Ja?”, zei ze en nam een slok van haar drinken. “Jij bent nog steeds dezelfde”
Ik weet niet meer hoe het kwam dat ik later met haar afsprak. Het was vast toen ik haar aan de telefoon kreeg toen ik voor Robin belde – hij er niet was. Ze zei dat ik ook met haar wat kon gaan drinken. Het ging in ieder geval tegen al mijn eigen verzonnen wetten in. Van kleine zusjes blijf je af – van meisjes van 15 helemaal. Dat was de regel.
Ik moet mij meerdere keren tegenover bekende hebben verontschuldigd in de Toneelschuur. Haar voorzichtig hebben voorgesteld als het zusje van een vriend van mij. Ik weet nog dat iemand mij een schouderklopje gaf en zei: “Dat zou ik ook zeggen” Het was terecht. Karina was een verschijning en veel meer dan enkel het zusje.
Ze kon dwars door je heen kijken. “Ik ken geen jongens zoals jij”, zei ze toen we na de voorstelling wat dronken. “Wat bedoel je?”, vroeg ik. “Jongens die eerlijk zijn – geïnteresseerd”, zei ze “De jongens die ik ken zijn altijd maar op een ding uit”, voegde ze toe. “Zo goed kennen we elkaar niet toch?”, zei ik. “Dat voelt wel zo – jij vraagt altijd hoe het met mij is”, zei ze. “Als Robin er niet is blijf je altijd aan de telefoon hangen”
Het was waar – ik moest haar altijd wel iets vragen. Hoe het op school was – wat ze leuk vond. Over ballet en dans – we hadden het over muziek. Over wel of niet roken – over letten op wat je eet en over vervelende jongens. Over paardrijden. Ik probeerde de wijze jongen uit te hangen. Misschien een grote broer, ik was nooit een grote broer. Het was maar een gedachte. Ze had al een hele goeie grote broer.
Ik had haar meegenomen naar de toneelschuur waar een dansvoorstelling te zien was van Krisztina de Châtel. “Vond je het mooi?”, vroeg ik aan het eind. Ik vroeg naar de bekende weg. Ik heb zelden iemand gezien die zo naar het toneel keek als zij. Haar ogen leken alles te willen opnemen wat ze zag – bewaren. Ik zag een beetje tranen in haar ogen. Alsof ze iets zag dat haar los trok van alles wat ze had. Dingen die ze niet wilde hebben.
Ik bracht haar met de fiets naar huis. “Wil je een keer met mij naar Het zwanenmeer”, vroeg ze. “Waar is dat?”, vroeg ik. “Dat is geen plek, het is een balletstuk”, grinnikte ze. Ik had al het gevoel dat ik ergens was waar ik niet hoorde. Het was al in de toneelschuur zo, maar toen op de fiets nog eens meer. Voor de deur kreeg een zoen op mijn wang. Op mijn wang omdat ik mijn hoofd draaide – anders had ze hem vrijwel zeker op mijn lippen geplakt. Hij zat die ochtend erop nog steeds op mijn wang toen ik in de spiegel keek.
Weken erna belde ze me met een plan. Het Nationale Ballet te Amsterdam kwam met Het zwanenmeer in de Philharmonie. Ze had kaartjes gevraagd voor haar verjaardag. Ik had nog gevraagd of ze niet met haar moeder wilde, maar ze wilde met mij er heen.
Dans je het nog? Nu, dans je het nu? Langs het meer. Als je je vleugels uitslaat. Ben je nog net zo mooi als je laatste dag? Terwijl de tranen uit je ogen biggelden – zo als toen? Ik naast je zat en het zag. Ik het kippenvel langs je jonge huid volgde. Langs je nek – je rode opgestoken haren. Ik zag dat het dwars door je ziel ging. Toen – die dans. Dans je het nu nog? Vast wel – ik weet het eigenlijk wel zeker.
Ik weet niets meer van Het zwanenmeer – alleen dat zij de hele avond tegen mij aan hing. Ik niet durfde te bewegen. Ik heb nog een keer gebeld erna. Haar gesproken voordat Maureen kwam – al die andere vriendinnetjes erna. Ze had een vriendje. “Is hij lief?”, vroeg ik.
Ik was het nooit. Ik was niet haar lief. Dat kon echt niet. Ik bracht haar weer terug naar de bus die avond na Het zwanenmeer. Misschien had ik dat wel nooit moeten doen. Misschien had ik wel niet mijn hoofd moeten draaien. “Pas je goed op?”, zei ik. Ze glimlachte met het rood als jam op haar lippen en knikte. “Ja, ik pas op”, zei ze.
Ik zette haar foto weer terug op het kastje in de huiskamer toen ik Robin hielp met verhuizen jaren later. “Verdomme”, dacht ik. Karina overleed tijdens een dwaze autorit met hem. Ik weet niet eens wie. Wat ik wel weet is dat hij gewoon uitstapte.
Zij was op slag dood. Mooie Karina – ga maar weer lekker dansen.
06/02/1994