Als je iets voor een habbekrats krijgt, krijg je iets spotgoedkoop. Een habbekrats is een kleinigheidje, iets wat financieel niet zoveel voorstelt. Je krijgt iets voor weinig geld. Het woord komt uit het Jiddisch en is via die Joodse taalvariant in het Nederlands terechtgekomen.
Maureen had een bordje gemaakt van karton met “Habbekrats” erop. Ze had vlakbij het rijksmuseum al weken van te voren een plek afgezet met tape. In het midden van het vak stond MAUREEN. We waren de nacht voor Koninginnedag nog de stad in geweest. Het was laat en die ochtend te vroeg voor ingewikkelde vragen.
“Schrijf je habbekrats met een s of een zzzz” vroeg ze en liet het woord sissen tot ze geen adem meer had. “Geen idee. Het klinkt behoorlijk Duits, maar ik zou het met een s doen.”, gaapte ik. “Het lijkt me op zo’n nationalistisch feest ook geen goed idee iets in het duits te spellen.”, voegde ik toe, helder genoeg – met een dooie mus in mijn mond.
Maureen knikte. Er was al iemand op haar plek gaan zitten die ochtend – die nacht. Dat had ze afgesproken. “Moeten we niet gaan?”, vroeg ik. We waren nog maar net het bed ingerold toen we er al weer uit moesten. Ze had al vuilniszakken vol met kleding verzameld. Schoenen – tasjes, kledinghaakjes en jasjes.
Ik had een soort trolley met kleding naar beneden gesleept waar ze alles intussen aan had gehangen. Inclusief het bordje “Habbekrats”. Ze rende nog naar boven voor haar knapzak en toen gingen we op pad. Langs de stoepen van Amsterdam – meer kleedjes met onzin. Via het vondelpark.
Het schoot alleen niet echt op. Vooral niet in het park. Ze werd de hele tijd tegen gehouden. Langzamerhand werd het karretje steeds lichter. Ze vulde de kar nog aan met de kleding uit de vuilniszak die ze meedroeg. Toen we uiteindelijk aankwamen op de MAUREEN plek – had ze zeker een derde van de kleding al verkocht. Ze deed het goed – slim. De hele tijd maar zeggen dat je niet kunt wisselen brengt wat op. Bijdehand hoor.
Het was een korte ochtend. Maureen verkocht haar kleding elk jaar op Koninginnedag. Als er een frisse wind nodig was door haar kledingkast. Alleen zo snel als nu – was zeldzaam, blijkbaar. Aan het einde van de dag eindigde we in cafe “The Soundgarden” met de kroegkat bij haar op schoot. Het was idioot druk daar.
Ze had zelfs de trolley verkocht en de laatste kleding weggegeven aan een kerel die als een prachtige dame langs haar plek was gelopen. “Leuke gedachte.”, had ze geschreeuwd. “Dat die man zo blij was met mijn topjes.” Ik probeerde verwoed iets bij de bar te bestellen. In mijn tas een groen fluwelen jurk weggestopt uit haar verzameling.
Maureen had ik nog nooit met een jurk gezien. Deze stond haar vast prachtig. Die avond had ik gevraagd of ze hem aan wilde trekken. “Echt niet.” Zei ze “Je hebt deze van mij gejat, daarvoor moeten je boeten.” Natuurlijk ik moest boeten. “Ahu..”, antwoorde ik. Niet lang daarna stond ik zelf met die jurk voor haar spiegel.
Voor haar altaar met een groene jurk aan. “Best een lekker ding ben je.”, zei ze. “Groen is echt jou kleur!” Maureen had hem die avond niet aangetrokken. Er kwam iets tussen toen ik hem zelf weer uit trok en Maureen zich ontklede om hem aan te trekken. Het was niet die jurk. Het jaar er op had ze hem vast verkocht – als ze niet in Timboektoe had gezeten.
Vast – als dat niet zo was geweest.