Een ei is meestal een soort ovaal waarin een kleine vogel, reptiel, vis, amfibie of insect in kan groeien. Met hoge uitzondering een zoogdier. Ze worden gelegd door bijvoorbeeld pinguïns. Na een tijdje broeden komt uit het ei een kuiken. Niemand weet waar het allereerste ei vandaan kwam. Dat had Pinguïn zich wel afgevraagd, maar daar verder over na denken was een onmogelijke opgave.
Alle vogels leggen eieren. Dat had pinguïn gelezen. Het feit dat Pinguïn een kereltje was zat hem niet in de weg. Dat was hem nooit uitgelegd. Pinguïn had wel meer van die weetjes – kennis waar op sommige plekken enorme gaten vielen.
Zo iets dat mistte – cruciaal was voor een werkelijk goed oordeel. Dat kwam eigenlijk alleen naar voren als Pinguïn weer eens niet zijn snavel kon houden. Dingen zei die vragen opriepen en deze ook gesteld werden.
Toen Albatros had gezegd dat alleen vrouwtjes eieren konden leggen – was Pinguïn gepikeerd. Die sneeuwpop had er wel over geschreven, maar Pinguïn zag zichzelf niet als een mannetje nog een vrouwtje. Hij had geen idee.
Hij had wel de conclusie getrokken dat Albatros niet was zo als hij, maar gooide dat enkel op Albatros versus Pinguïn. Albatros was overduidelijk een ander soort vogel. Dat hij hiermee kennis miste over iets cruciaal, wist hij simpelweg niet. Daarmee ook de hoe en wat. Wat er voor het leggen van een ei moest gebeuren. Daarmee was Pinguïn de onschuld zelf.
“Je hebt gewoon te veel gegeten Pinguïn.”, zei IJsbeer toen Pinguïn staarde naar zijn dikke buik. “Nee, nee – ik ga een ei leggen, ik weet het zeker.”, zei Pinguïn. “Ik denk het niet hoor.”, probeerde Sneeuwkonijn nog, maar het had geen enkele zin.
Pinguïn begon driftig op walvis heen en weer te lopen. “Weet je Pinguïn – om een ei te leggen zijn er een aantal dingen nodig. En, nu wil het feit, tja – eigenlijk mis je al die dingen.”, zei Albatros. Pinguïn was intussen met zijn gat een kuiltje aan het duwen in de huid van Walvis.
IJsbeer begon weer te ijsberen. “Dit gaat niet goed aflopen.”, zei hij. “Ik wil even niet bedenken wat hij anders gaat produceren dan een ei.”, zuchtte hij.
Gelukkig werd de aandacht ineens naar iets anders getrokken. Langs de horizon was een streepje wit ontstaan dat langzaam hoger en breder werd. Walvis had het wel gezien, maar zat al een tijdje te bedenken wat hij nou wilde roepen.
Eigenlijk was dat nog voordat hij al weer iets anders had bedacht en allang niet meer wist dat hij iets wilde roepen. “IJs”, riep IJsbeer ineens en wees met zijn witte poot lang de horizon.
Pardoes schoot Walvis weer te binnen wat hij wilde zeggen. En riep ook keihard IJS….”, alsof hij het zelf bedacht had. Dat was ook zo – hij was gewoon niet zo snel. Tussen het gejoel en gejuich viel het niet op dat Pinguïn een lang verwachte boer liet en zijn drang een ei te leggen langzaam wegtrok.
Zijn oogjes begonnen daarop volgend te glinsteren. In de verte was na een lang reis dan toch eindelijk weer iets herkenbaars te zien. Uit zijn ogen rolde 2 tranen van opluchting. Dit was immers geen plek om een ei te gaan leggen.
Dat wist hij dan weer wel.