De storm van 25 januari 1990 wordt nog altijd beschouwd als een van de ergste in zeker honderd jaar en de zwaarste van de laatste decennia. De avond voor de storm had het KNMI al gewaarschuwd voor windkracht 10, maar de dramatische weerberichten konden een ramp niet voorkomen.
Wij konden nauwelijks onze teken mappen en schooltassen bij ons houden op weg naar het station vanaf school. Hèlen liep naast mij en waaide zowat weg. Ze was een klein tenger ding.
Er was toen nog geen enkele notie dat er iets aan de hand was – met die storm bedoel ik. Ik had blijkbaar de laaste trein naar Haarlem nog gehaald. Het groepje inclusief Hèlen stond op het andere perron en bleek achteraf te zijn gestrand ergens geloof ik.
Ik vond Hèlen zo leuk. Ik keek echt uit naar haar in de aula – de gangen van de school. Ze zat niet bij mij in de klas. Ik had graag met haar op een perron doorgebracht die dag. Dat had ik geen enkel probleem gevonden. Zo keek ik al een tijdje naar haar. Terwijl ik steeds meer afstand deed van het meisje van mijn ramp.
Het was mijn eerste schooljaar op de MTS en het jaar dat ik uiteindelijk smoor verliefd werd op haar. Te snel misschien, maar ik was het eigenlijk al van de dag dat ik haar voor het eerst zag. Toen en zo ver voordat ze de kern werd van een storm die een jaar later ontstond. Een enorme storm die nodig was om alles uit mijn hoofd te blazen. Meisjes langs waaide als de wind.
Die dag, die storm van 25 januari 1990 wist ik dat mijn leven mij zo kon worden ontnomen. Dat ik dingen niet aan toeval over moest laten. Het was toen ik met mijn fiets aan de hand richting huis liep – langs de Kinderhuisgracht en zag hoe een rij dakpannen naar beneden kletterde voor mijn voeten. Ik een oorverdovend geluid hoorde achter mij.
Terwijl ik toch de muziek op mijn walkman vrij hard had staan. Op de plek waar ik nog maar net had gelopen lag een bovenerker in puin. Vanuit de plek waar de erker had gehangen was nu een enorm gat. Er bungelde een speaker aan een audio draadje uit en ik zag een hoofd verbaasd naar beneden turen vanuit de open muur.
Op mijn walkman passeerde net het nummer “Storm Front”. Ik geloofde niet meer in toeval. Ik mocht er niet meer in geloven.
Storm Front was het 11de studio album de Amerikaanse singer-songwriter Billy Joel. Het kwam uit op 17 oktober, 1989. En was een mooi cadeau voor mijn verjaardag 9 dagen later. Het album scoorde 3 hits waaronder het opmerkelijke “We Didn’t Start the Fire” en “Leningrad”.
Ik moet dit album grijs hebben gedraaid. Het lag op mijn verjaardag te pronken naast de ketting met hanger en de naam van het meisje waar ik niet veel later een ramp nacht mee beleefde. Het niet heel veel later uit was.
We’ve got a low pressure system and a northeast breeze
We’ve got a falling barometer and rising seas
We’ve got the cumulonimbus and a possible gale
We’ve got a force nine blowing on the Beaufort scale
Toen ik thuis kwam ben ik boven een gedichtje gaan schrijven voor Hèlen. Heb ik nog even de storm getrotseerd om het op de bus te doen. Daarna mocht ik niet meer het huis uit van mijn moeder.
Dat wilde ik toch niet. Ik hoopte dat de storm die brievenbus uit de grond zou trekken. Hem de lucht in zou slingerde en voor de deur van het balkonnetje in Alkmaar die ene envelop zou uitspugen.
Vlak voor haar voeten. Terwijl ze zich stevig vast hield aan de reling – dat kleine meisje. Vanwege de storm. Vanwege wat ik had geschreven.