Meditatie is een vorm van spirituele oefening. Vele religies en geloofsstromingen kennen de meditatie in een of andere vorm. In de 20e eeuw ontstond in het westen hernieuwde belangstelling voor meditatie en bewustzijnsverruiming. Meditatie is nu vooral bekend uit het hindoeïsme en boeddhisme, waarin meditatie een essentiële methode is om de doeleinden die ze beschrijven te bereiken.
Maureen was aan haar yoga begonnen toen ik uit de badkamer kwam. Ik vond het indrukwekkend hoe iemand na zo’n avond van alcohol dat gewoon kon doen. Een soort helder momentje zoeken. Terwijl ik hunkerde naar nog een glas water. Er waren zo veel prikkels in dat huis die absoluut voor verstoring zorgde, maar niet voor Maureen.
En toch. Hoewel zij zo in balans leek had ik al menig malen het bed gedeeld met dat meisje dat in haar dromen van alles tegen sprak. Het leek een soort schijnvertoning. Zorgen over Gent die ergens in een dorp in Zambezi had ze al eens de revue laten passeren. Werd ik ineens wakker en dan riep ze: “Hij is ziek!” Dan wist ik dat ze niet bij mij was. Ik een tweede keuze was of helemaal niet in haar dromen voorkwam.
“Heb je wel goed geslapen.”, vroeg ik toen ze van haar matje afkwam. Ik intussen als weer gefascineerd had gekeken naar de lenigheid van haar lichaam. “Gaat wel.”, zei ze. “Heb ik iets gezegd?” Ik had uit haar boekenkast een verzamelbundel gepakt van Guus Kuijer. “Zullen we hier elkaar uit gaan voorlezen?’, vroeg ik. “Madelief? Ja, Madelief is leuk.”, zei ze. “Als mijn eerste kind een meisje is noem ik haar Madelief.” Ze zei niet: “ons kind” maar: “mijn kind” – ik had het twee keer onderstreept in mijn schrift.
Ik ga op haar bed liggen en begin voor te lezen:
Madelief heeft een klein poesje gekregen. Ze houdt het in haar armen, maar het is heel wild. Het wil steeds naar beneden. Naar de grond, om te spelen.‘Kijk Roos,’ zegt Madelief. ‘Dit is Tamara. Mijn poesje.’‘Oh wat lief,’ zegt Roos. Ze aait met één vinger over het poezen‐ snuitje. Hap, doet het poesje. Zijn scherpe tandjes prikken in Roos haar vinger.‘Ja, hij is heel lief,’ zegt Madelief. ‘Hij wil altijd bij me zijn, zie je wel?’
Het poesje heeft Roosjes vinger losgelaten. Het kronkelt en krabt om uit Madeliefjes armen te komen. De scherpe nageltjes krassen over Madeliefs arm, maar ze laat niet los. ‘Als ik hem roep, dan springt hij zó in mijn armen en als ik op een stoel zit dan komt hij altijd op schoot.’ Roos kijkt angstig naar de rode krassen op Madeliefs arm. ‘Doet het pijn?’ vraagt ze.
‘Welnee malle. Hij speelt maar.’
Maureen is intussen tegen mijn schouder aan gaan liggen. Het maakt niet uit dat ik tweede keuze ben. Niet uit. Gent is in Zambezi – ik heb toch geen idee waar dat ligt.