Het belangrijkste kenmerk van clichés is dat zij oorspronkelijk origineel, geestig en vindingrijk waren. Door het vele gebruik hebben zij gaandeweg hun pit verloren. Deze zogeheten betekenisinflatie houdt in, dat hun oorspronkelijke betekenis of zin overwoekerd werd door het gebruik of de functie in het alledaagse, sociale verkeer. Het alledaagse is vijand voor elke pure liefde – als de oorspronkelijke betekenis of zin overwoekerd wat echt telt.
Ik tel ook. Tel op in de hoop dat ik het ga halen, maar ik ben bang dat het niet gaat lukken. 365 dagen zou mooi zijn. Elke dag een verhaaltje. Met pinguïn erbij ben ik er vast al. Dit ding wordt een cliché – deze teksten. Ik denk dat mijn taalgebruik wel iets is verbeterd. Ik Nederlands iets beter snap dan bij verhaaltje 01, maar misschien ben ik te moe om het nog te zien.
Soms wordt een relatie – een liefde ook een cliché. Wordt het meer een vriendschap – een band. Is je hart een opvang – je aanwezigheid een bron van koesterende woorden of een klucht met eindeloze discussies. Dan ben je er – echter niet meer smoorverliefd, maar omdat je niet beter weet. Duurt het zo lang als de degene met langste adem. Dan zeg je: “Jij hebt gewonnen.” En daarna: “Ga maar.” Wordt het moe.
Als je toch de energie en passie kon zien in dat wat ik schreef. Naïef – gênant soms. De volle overtuiging in de schriftjes dat ik het was – dat ik er was voor hun. Zij niet anders wilde. Ik met Bo oud ging worden – tegen al haar wetten in. Ik Marieke haar uitzondering was. Maureen kon overtuigen en met al die anderen een huisje zou hebben – een boompje en een beestje. Ik had opgeschreven dat als ik ze ooit zou verliezen ik gek zou worden. Als een echte puber – een cliché.
Het is het schrijven van een jonge ziel. Bo had gezegd dat ze de leukste tijd – de tijd met mij vond. Dat is mooi. Het heeft ook met een natuurlijke vrijheid te maken. De vrijheid van een jongen die niet aandrong, maar gewoon achter haar aan liep. Je hebt er niets meer aan. Het is een cliché – zo als zij toen soms deed zou ik nu niet meer pikken – niet meer trekken. Niet van haar of van al die anderen. Ik zou nu helemaal gek worden van alle andere dingen. Het constante gefriemel- onrust of van de eeuwige weerstand van de ander. Tranen om tranen en schreeuwen voor volume. Niet meer.
Ik zat bij Marcel op Kickboksen. Marcel is de ex van Simone. De enige waar ze nog contact mee heeft. Ik had mijn trouwring afgedaan. Ik was m kwijtgeraakt in de les. Marcel zei “Owh jeetje, nu zit je in de problemen jongen.” Verwijzend naar een Simone van toen – die er ooit een punt van zou maken. Ik had m al weer gevonden toen ik thuis kwam. Had nog wel Marcel geciteerd. Simone moest lachen – “Zo fel als vroeger ben ik niet meer hoor.”, zei ze.
Marcel had naast mijn schoonvader gestaan toen ik trouwde met mijn Simone. Voordat de foto werd gemaakt had hij zijn paraplu vastgehouden – toen hij dat vroeg. Simone was prachtig. Als een foto van Bo bij het graf van haar moeder – als een echte bruid. Soms mag je alleen nog de paraplu vasthouden – als je geluk hebt. Voor het geval dat de regen komt. Dan is het goed- omdat jij het nooit was geweest – jij het niet meer bent voor haar. Jij er bent voor heel iemand anders.
Simone heeft het niet meer. Had dat nooit bij mij – heel soms. Dat felle. Ze had dat wel gehad – precies zo als al die anderen. Het had al die andere relaties opgevreten – hard tegen hard. Het uitproberen hoe ver je kunt gaan. Tot het op was – tot het niet meer kon.
Het is zo’n een cliché.