Proza is iedere tekst die is geschreven of gesproken in de vorm van gewone taal. Proza kan kunstig in elkaar gezet zijn, zelfs rijm en een metrum (maatsoort) bevatten, maar zodra de vorm van de tekst (met name de vorm van de regels) tot doel wordt en de bladspiegel geen enkele rol meer speelt, is er sprake van poëzie. Een mengvorm tussen proza en poëzie noemt men poëtisch proza, of prozagedicht.
Het gedicht dat ik zo zorgvuldig in mijn zak had zitten toen ik Marieke al had leren kennen was ik vergeten. Ik had er wel naar gevraagd – gevraagd of ze het kon vinden tussen haar verzameling van proza van anderen. Van al die anderen. Marieke zei dat het wel mee viel. Dat ik meer een sletten-bakje was dan zij. Natuurlijk.
Het gedicht lag op een zolder bij haar ouders. Het was totaal niet belangrijk. Marieke was er niet echt mee bezig. Haar beide ouders zijn kort na elkaar overleden dit jaar. Ze had wel andere dingen aan haar hoofd, maar toen was er ineens die zolder die opgeruimd moest worden – ze kon er niet meer omheen. Ik geloof dat 2017 geen hit is als je het hebt over het thema ‘ouders’.
Ik kreeg dus niet lang geleden het gedicht onder ogen dat ooit weken in mijn zak had zitten branden. Waar ik mijn leven voor gewaagd had bij het vinden van het adres in de kamer van mijn zus.
Gut, gut – ik dacht dat het beter was. Dat er echt sprake was van poëzie. Dat de vorm van de tekst – met name de vorm van de regels – het doel was geworden en de bladspiegel geen enkele rol meer speelde. Ik heb de spelfouten er maar uitgehaald. Zo ver ik dat nu kan.
Dit:
Ik wou dat ik een instrument kon bespelen,
dan zou ik daarmee jou hart willen stelen.
Dan zou ik alleen voor jou spelen,
en hoefde je dat met niemand te delen.
Ik was dan jouw muzikant.
Had ik maar een mooi zang talent,
dan zou ik zingen als je bij me bent.
Dan zou ik daarmee je hart willen stelen,
zonder dat je dat met iemand hoefde te delen.
Dan was ik jou zanger.
Ik wou dat ik een liedje kon schrijven,
dan zou ik proberen jou schoonheid te beschrijven.
Dan zou ik dat door een ander laten spelen,
je hoefde dat dan met niemand te delen.
Dan was ik jou liedjes schrijver.
Ik wou dat ik een gedichtje kon schrijven,
dan kon ik voor jou mijn dromen beschrijven.
Dan zou ik daarmee je hart willen stelen,
en ik zou je dan met niemand willen delen.
Dan was ik jouw dichter.
Vooral dit laatste was natuurlijk onmogelijk. Marieke kon ik niet voor mijzelf houden – dat was ondenkbaar. Onbespreekbaar voor haar en inmiddels en niet veel later dan dit gedicht – wist ik wel beter. Zo had ik er wel meer – van die verwachtingen. Verwachtingen als gedichten op een zolder.
Het onschuld in de vorm van een plek – een plek die je ooit moet opruimen. Als je er helemaal geen zin meer in hebt.