De eerste afbeelding van de traditionele kruisvlieger dateert van 1618 en is gemaakt in Middelburg. Sindsdien is de vlieger niet meer weg te denken en is op diverse afbeeldingen uit West-Europese landen te zien, met name als speelgoed. In 1749 wordt een vlieger voor het eerst door volwassenen gebruikt voor het doen van meteorologische waarnemingen. Kort daarna toont Benjamin Franklin met zijn ‘elektrische’ vlieger aan dat onweer een elektrisch verschijnsel is. In de 19e eeuw zijn allerlei voorbeelden bekend van vliegers die koetsen of boten moeten voorttrekken en er is zelfs een plan geweest om met vliegers drenkelingen te redden.
Het nichtje van Simone heeft een prachtige bos krullen. Dat is zichtbaar enkel als ze zich vertoont. Ze zichzelf niet achter een van de dames verstopt als ik binnenkom. Het is niet gek. Mannen waren er zelden in haar nog maar korte leven. Heel af en toe, in de vorm van opa voornamelijk.
Je weet niet hoe het gaat lopen als je aan kinderen gaat beginnen. Je het redt met z’n tweeën – een van de twee het gewoon niet kan. Het is een risico. Je kunt de liefde van je leven verliezen. Verliezen omdat je wel van elkaar houdt, maar dat alleen werkt zonder kinderen – als een van de twee dan faalt. Eigenlijk moet je kunnen proefdraaien. Met het nichtje van Simone konden we dat. Net doen alsof. Niet helemaal in het begin – toen dacht ik daar nog niet zo over na, maar wel later.
Nicolette de vriendin van Simone had dit weekend iets gezegd over Marc – die ik ook wel ‘sukkel’ had genoemd in een eerder verhaal. We gaven een feestje. Ze was hem tegen gekomen een paar jaar geleden. Hij had gevraagd hoe het was met Simone. “Goed”, had ze gezegd – “Drie kinderen en héél gelukkig.”, had ze gezegd. “Drie?’ Ik moet er niet aan denken.”, had hij gezegd. Soms kun je maar beter een sukkel blijven. Als je faalt met kinderen wordt het eindeloos complexer. Deze jongen was al veel eerder gestrand – gelukkig.
We hebben afgesproken om naar het meertje te gaan bij de Waardepolder. Als ik in de hal sta zie ik het kleine meisje al kijken naar de vlieger die ik mee heb. Het is een goede zet, zo scoor ik punten. Het is een bizar gevoel. Ik voel mij bekeken – niet altijd, maar meestal als ik niet kijk. Boven twee ronde wangen en onder een enorme bos krullen – ongegeneerd zitten staren naar die jongen die met haar tante mee is.
Hoewel ik nog extra touw mee heb genomen om de vlieger in de lucht te krijgen is dat geen succes. Hoe verder de vlieger verdwijnt hoe moeilijker ze het vindt. Ik snap het niet – een vlieger moet toch vliegen? Ik ben er een beetje klaar mee. Ik heb het bijna opgegeven als ze de vlieger aan een klein stuk van het touw vasthoudt en begint te rennen. Te rennen tot het touw achter haar volledig in de knoop is geraakt.
Ik ben het touw uit de knoop aan het halen als ze op het kleed bij Simone een appeltje eet. Mopperend – zit ik elk knoopje los te wrikken als ze ineens weer naast mij staat. “Ik moet dit anders aanpakken. “, bedenk ik. Van de grond pak ik een stukje hout en ik snij het touw door met mijn zakmes op een paar meter van de vlieger. Bind het om het stuk je hout en geeft het aan haar. Ze begint te rennen – eindeloos te rennen met de vlieger. Heuvel op en heuvel af.
Als ik naast Simone ga zitten en het klosje met vliegertouw opruim zegt ze: “Handig”, zegt Simone. “Zo is het toch ook goed?” Ik knik. “Blijkbaar”, zeg ik. “Blijkbaar is het zo ook goed.”, herhaal ik.
Het is mijn eerste les – ik leer nog elke dag.