Amanoellah betekent iets als ‘nooit van m’n leven’, ‘geen sprake van’, ‘bekijk ’t maar’, ‘ik geef er niets om’, ‘ik luister niet naar je’. Je roept het uit als je iets niet gelooft of iets beslist niet wilt doen. Koning Amanoellah van Afghanistan (1892-1960) wilde zijn land naar westers model hervormen. Aan het einde van de jaren twintig ontstonden er felle protesten tegen zijn hervormingen. Dit tot een opstand en in 1929 was hij gedwongen afstand te doen van de troon.
Marinda wist niet waar dit woord vandaan kwam. Ik wist het niet eens tot aan nu. En toch ik hoorde het haar zo vaak zeggen. “Amanoellah”, riep ze dan en gooide een hand in de lucht. Of haar sigaretje op de grond – trapte het uit. Het was een duidelijk begin van dwars – in de weg liggen en niet meer te verleggen.
Voor mij een moment van bezinning. Wachten en overwegen – overleggen en overtuigen. Amanoellah was geen mening – rede of duidelijk statement. Het was een onmogelijk eindpunt. Een muurvast moment. “Maar lieverd we kunnen toch wel samen…..”, zei ik dan. “Amanoellah”, zei ze dan. En dat was dat.
Er was geen beginnen aan. Amanoellah was een eindpunt – en een begin van andere plannen. Als Marinda het gebruikte was het soms ook lachwekkend. Niet dat ik het niet serieus nam. Ik zou niet durven, maar de volgende stap was vaak stampvoetend alle redelijkheid verliezen.
Het ging ook vaak helemaal nergens over, maar niet voor Marinda. Nee, Amanoellah -het was voor haar belangrijk genoeg
Als Simone en ik woorden hebben duurt het niet lang. Niet lang voordat we doorhebben dat we hetzelfde zeggen. Dan wordt het toch lastig. Moeilijk wie breekt en wie er volhoudt.
“Marinda, je moet uit bed.”, zeg ik. “Amehoela” zegt ze. “Nee het is echt waar.”, zeg ik. “De klok gaat toch achteruit, ik heb nog een uur.”, mompelt ze. “Dat heb ik gisteren al verzet, het is echt al half tien.”, zeg ik. “Amehmurphttzucht”, zegt ze. “Wat zei je?”, vraag ik.
“Amehoela”, hoor ik.