Binnen het schaken is de Hollandse verdediging een opening die gekenmerkt wordt door de eerste zet – d4 en f5. Deze verdediging werd door Elias Stein aanbevolen in zijn boek Nouvel essai sur le jeu des échecs, avec des réflexions militaires relatives à ce jeu – zo iets als: “Probeer het schaakspel opnieuw, maar dan met militaire gedachten”. Ik spreek geen woord frans. De opening heette aanvankelijk de Steinopening en pas later de Hollandse verdediging. Het was toen het regelmatig en met succes door bekende Nederlandse schakers werd toegepast.
Ik ben geen schaker, ook geen militair – ik kan maar een paar zetten vooruitdenken. Het loopt toch altijd anders. Zo ook toen ik van school af ging. Ik niet echt mijn zetten had vooruitgedacht en in militaire dienst moest. Ik was heel even de Hollandse verdediging. Nou – daar is een gedachte. Proest. Mijn ervaring is dat muren er zijn om te zorgen dat mensen er niet in kunnen, maar sommige muren zijn er ook om idioten niet naar buiten te laten komen. Zo ook bij elke kazerne – idioten genoeg.
Er was niemand die mij buiten de kazerne in een camouflagepakje heeft zien lopen. Ik was zelfs spontaan vergeten de open dag aan mijn ouders door te geven. Ik begrijp oprecht niet dat iemand vrijwillig iets met camouflage aantrekt – het was mijn plicht, maar ik hou niet van dat groen. Ik heb er twee paar vette schoenen – kisten aan over gehouden en voor de rest ontzettend veel tijd verspild. Camouflage kleding trek je aan als je niet gezien wilt worden.
“Snijder – wat moeten we nu met jou.”, schreeuwde onze kapitein. “Ik dacht dat jullie inmiddels wel iets hadden verzonnen.”, snauwde ik. “Waarom heb je niet geweigerd?”, vroeg hij. “Waarom hebben jullie mij niet geweigerd?”, speelde ik terug. “Jij hebt overal een antwoord op. Wat ga je dan doen als oorlog uitbreekt?” Ik hoefde niet lang na te denken. “Dan pak ik een schep, loop ik naar de duinen en hoop ik dat u komt helpen.”, was mijn laatste zet. “Als deze badkuip volloopt dan wil vast niemand het hebben.” Onze kapitein zuchtte.
Maureen en ik zijn aan het schaken, we hebben te veel gedronken. Het is een potje van niets. Er is intussen ook een kat bij haar op schoot gaan zitten. Het kleine beetje aandacht dat er was is al vertrokken. “Ga je weigeren”, vroeg ze. “Wat?”, zei ik. “Ga je dienstweigeren?” Ik was die dag net gekeurd. Had over een strookje geplast en was goedgekeurd. Op het schaakbord stond ik er ook al slecht voor. “Dat is nog zo ver weg.”, zei ik. “Ik ga gewoon niet als ze me oproepen.”, zei ik stoer. “Aha, vast.”, zei Maureen. Mijn verdediging was belabberd.
Ik was in een trein naar Zeeland gestapt met een kaartje dat heel wat anders aangaf toen ik mij moest melden. De conducteur keek verbaasd. “Waar denk je dat je heen moet, jongeman?”, vroeg hij. “Naar Vught.”, zei ik. Hij draaide zich om naar zijn collega. “Dat wordt niets met de Hollandse verdediging.”, zei hij.