IJsland is een land dat in het uiterste noordwesten van Europa ligt. Het is driemaal zo groot als Nederland of België. Het is een bergachtig eiland tussen Europa en Noord-Amerika. De naam van het land kan misleidend zijn, slechts 10% van IJsland is bedekt met gletsjers, het heeft een verrassend mild klimaat en een oneindig aantal geothermische hot-spots. IJsland hoort bij Scandinavië, de oorspronkelijke bewoners zijn Vikingen.
Nog voor de liefde IJsland werd was het er aangenaam. Kon je je zelf verwarmen aan alles. Een glimlach, een knipoog – een streling langs een rug of arm. Aan een kus of een adem in je gezicht- een knuffel. Tot winter kwam en niet meer leek te verdwijnen. Lente uitgesloten was en zomer zo ver weg.
Het was toen vogels wegtrokken. Leven zich terugtrok in de grond. Een dikke laag ijs tussen mij en het stromende water ontstond. We een wekker moesten zetten voor onbepaalde tijd. Er drang was eten in te slaan voor een onvermijdelijke winterslaap. Te overleven. Alleen.
En ik smeekte om een tweede kans. Tegen al mijn zelf respect in. Alsof het allemaal afhing van maar een persoon. Ik met mijn liefde alles kon dragen. Er genoeg was voor iedereen. Voor ons. Ik mijn gebroken hart reeds in stukken – slechts hoefde te verdelen. Om de gaten te vullen die vielen. De leegtes. In de hoop de ander op een andere gedachte te brengen.
Maar het hielp niet. Hoe naakt ik mij ook presenteerde. Het – dat zorgde enkel voor een zwakte bod. Iets waar ze zo doorheen kon prikken. Ik leeg liep voor haar neus. Ze over mijn huls heen stapte. Er op stapte. Het vertrapte. Tot een hoopje. Als as.
De Grieken geloofden dat de feniks in staat was steeds weer opnieuw uit zijn eigen as te herrijzen. Door boven in een boom een nest te maken en daarin verbranden. Dan herrijzen – opnieuw geboren worden. Herboren – was ik toen zij kwam. Toen ik niet zocht en vond. Alles vond dat ik nu heb. Ik mijn liefde niet hoef te gebruiken om te vullen, maar aanvul waar het kan.
Simone woonde samen met haar zus en een prachtig klein meisje in dat huisje. Het huis waar ik intussen al heel lang een sleutel van heb. Ze had ze gered van een falende liefde. Op basis van een grenzeloze zusterliefde alles opzij gezet.
Samen met haar zus en dat kleintje. Nog maar net – en toen kwam ik.
Ik had een vlieger mee. Toen en nu nog steeds zo veel liefde voor hun alle drie.