Een skelter is een speelgoedvervoermiddel en wordt niet voor lange afstanden gebruikt. Oorspronkelijk waren trapauto’s voor volwassenen bestemd, maar al sinds de jaren 50 zijn ze meer voor kinderen. Met een aanhanger kunnen kleine vrachten vervoerd worden; de aanhanger wordt met een trekhaak gekoppeld aan de skelter. Sommige trapauto’s worden gemaakt onder licentie van de grootste automerken.
Ik was een blond jongetje dat te ver de sloot in reikte om die waterjuffers te vangen. Tot ik er pardoes in viel. Ik had pas veel te laat mijn A diploma. Wederom een grote zorg van mijn moeder. Het duurde heel even – iets te lang eigenlijk voordat ik door had dat ik gewoon kon staan. Schoot mijn korte leven toch even aan mij voorbij.
In mijn boekje probeerde ik die waterjuffer na te tekenen. Veel te vlug waren ze. Dus dacht ik als ik er nu een vang. Drijfnat was het geworden – het boekje. En ik. Al mijn tekeningen verpest. Het boekje zat in het voor vak van mijn ketelpakje. Ik had wel een soort kistje getimmerd achter mijn skelter, maar die moest eraf toen ik veel te groot werd. Daar kon het niet meer in. Toen de stoel verder naar achteren moest. Die hele stoel moest er ook af toen ik er niet meer oppaste. “Je wordt te groot voor dat ding.”, zei mijn vader.
Op de laatste paar bladzijdes had ik mijn studie van de vlechten afgerond. De blonde vlechten van Isabel, Antoinette – de mooie bruine vlechten van Monique. Vlechten tekenen is moeilijk, hoor! Het was nooit zo als ik wilde. Ik wist precies waar ze woonde. Deed een rondje op mijn skelter langs hun ouderlijke huizen. Ik schrok me rot als een moeder mij herkende en vroeg of binnen limonade wilde. Wegwezen!
De dagen worden korter en kouder, maar de bomen sieren het landschap met zachte herfstkleuren. Het herfstgevoel zit er al volop in en bij een wandeling door het Amsterdamse bos. Daar zorgen de afgevallen bladeren voor een heerlijk ritselend en krakend geluid. Ik ben een herfstkind. Maureen ook – ze is niet in de herfst geboren, maar ze houdt van bomen. Ik probeerde haar vlechten te tekenen. Alle 107 onder een boom. In een schets. “Dit is een Tulpboom.”, zei ze. “Deze stond ook in het paradijs bij Adam en Eva. Toen ze er uit werden verdreven trok Eva aan het blad van deze boom om nog een stukje mee te nemen van het paradijs. De bladeren zijn toen altijd zo gebleven. Ze lijken een stukje te missen.”
“Het paradijs is hier.”, dacht ik. “Bij jou.”
Watervlug waren ze op het schoolplein. Die meisjes. Huppelend – zwierend als waterjuffers. Ze zagen mij niet staan. Ik was veel te langzaam – te stil. Ik had niet eens een A diploma – wat dacht ik wel niet zeg. Met mijn blonde haren als een Calimero (soort dopje), reed ik door de buurt met dat ding, maar ze kwamen zelden naar buiten. Gelukkig maar.
Eerst maar mijn A diploma halen.