Faust is de titel van misschien wel het bekendste werk van de Duitse literaire schrijver Johann Wolfgang von Goethe, geïnspireerd op de zestiende-eeuwse medicus Johann Faust en de van deze persoon afgeleide (en vooral door Goethes werk tot ontwikkeling gekomen) Faustlegende. In dat verhaal verkoopt Dr. Faust zijn ziel aan de duivel, de boosaardige Mephisto, en valt zo ten prooi aan allerlei vormen van verdorvenheid.
Terwijl hij steeds dieper wegzakte in boosaardigheid, beging de geruïneerde Faust alle van de volgende dodelijke zonden: hoogmoed, afgunst, vraatzucht, begeerte, woede, hebzucht en luiheid. Deze zonden werden als dodelijk beschouwd omdat Faust, of enige andere man of vrouw die deze zonden zou begaan, hierdoor op een pad geleid werd vanwaar geen terugkeer meer mogelijk was.
Marinda speelde ‘Woede’ een rol die op haar lijf geschreven was. Stampvoetend stormde ze het podium op. Ze was geweldig. Zo mooi en zo goed gespeeld. Het hele stuk ging aan mij voorbij. Ik zat alleen naar haar te kijken. Haar blonde haren waren in een grote bos plukken omhoog gekamd. Haar jonge borsten staken als pijlpunten door haar uit een stuk genaaide zilveren hobbezak. Ze was zo mooi.
We hadden een binnen pretje – het was vast ook een zonde. Ze had een rondleiding gegeven in de school. We waren geëindigd onder de douches van gymlokaal. Wij konden overal vrijen als we wilde.
Ik was aan het einde van het stuk naar voren gelopen en had ik haar een roos gegeven. Ik zoende haar voor een overvolle zaal terwijl iedereen begon te joelen. Het was iets dat haar de rest van het jaar achtervolgde. Iedereen wist wie ik was vanaf toen.
Marinda was zo lekker. Ik mocht voor het allereerst bij haar thuis slapen. “Vond je het leuk.”, vroeg ze. “Heel leuk – prachtig was je!”, zei ik. Ik trok de woede over mij heen die nacht. Als een deken. Net zo lang tot ze knorrend in slaap viel.
De volgende dag was er sinds lange tijd weer een gezamenlijk ontbijt in dat huis.