Iemand is onderdanig als ze een ander wil gehoorzamen of eigendom van die ander wil zijn. Dat kan zijn ‘matig gehoorzamen, tijdens het spel’, maar het kan ook zijn ‘absoluut gehoorzamen, altijd’. Onderdanigheid kan ook natuurlijk ontstaan – door respect en eer. De staat bepaalt ook door middel van nationaliteitswetten wie tot zijn onderdanen behoren. Een persoon die door geen enkele staat als onderdaan wordt beschouwd, wordt staatloos genoemd. Het begrip staatsburger komt vaak overeen met het begrip onderdaan.
Ik was helemaal nergens op uit. We hadden die avond de tent opgezet nadat we allemaal waren afgemat door een iets te over ijverige kapitein Wouter. Weer op het land voelde mijn benen nog steeds het golven van het water. Toen Wouter uiteindelijk het roer aan mij toevertrouwde omdat ik goed had geluisterd, was hij poedel naakt met een touw achter de zeilboot gaan hangen. Het was geen verkeerde zet. Wouter was pezig maar zijn jonge lichaam mocht er best zijn.
Toch voelde ik bij de dames een soort ongemak. Dat was niet gek. Wouter leefde in zijn eigen wereld. Gesprekken met hem liepen niet zo al je zou verwachten. Hij had ook een bed schikking bedacht in de tent. De tent die zo lang op zolder had gelegen dat het in de tent muf en bedrukkend aan voelde. Verder was het koud buiten en verre van een moment om kleren uit te trekken. Ook in de tent – als hij dat verwachte.
Wouter was al in de slaapzak gaan liggen toen ik mijn bergschoenen vaster strikte en mijn trui aan trok. “Wat ga je doen?”, vroeg Nienke. “Ik moet even wandelen – ik wiebel aan alle kanten, misschien is er in het dorp nog een kroegje open. Ik wil ergens opwarmen.”, zei ik. “Ik ga met je mee”, zei Nienke. Wouter stak zijn kop uit de tent en was in een mum van tijd al weer aangekleed. Niet snel daarna liep ik met 2 dames en een mopperende Wouter richting een dorpje bij de aanlegplek.
De kroeg was warm en gezellig. Friese woorden galmde over de bar als zeemansliederen. Er was bier – hier voelde ik mij weer op mijn gemak. “Wanneer is je zus uitgerekend?”, vroeg Nienke. “In maart”, zei ik. “Wat leuk dat je dat weet.”, zei Nienke. “Ja is dat raar? Ik kan niet wachten. Onze familie is warm en eerlijk. Het is meer dan welkom.”, zei ik.
Ik moest Wouter erbij betrekken, bedacht ik. Ik zag in mijn ooghoek dat ik mijn plek als onderdaan niet moest vergeten. “Heb jij nog broers of zussen Wouter?”, vroeg ik. Wouter mompelde iets onduidelijks. “Dit is toch een prima plek om even bij te komen?”, zei Esther. “Het was toch nog geen bedtijd?” Wouter keek haar aan, maar zei niets – dit ging niet meer goed komen. “Ik ga bitterballen bestellen.” zei ik.
De dames hadden zich in de tent omgekleed toen wij buiten stonden. “Wacht maar even”, zei ik tegen Wouter. “Het komt goed!”. Niet wetend dat Nienke intussen haar plek tussen mij links en Esther rechts al bepaald had en de schikking in de tent had veranderd. Het lag er wat haar betreft iets te dik boven op wat beteft Wouter. Het was het moment dat ik besloot er maar niet meer te hard over na te denken.
De nacht was steenkoud. Het was om praktische rede dat ik tegen Nienke aanlag. En zij tegen mij. Wij besloten de ritsen van onze slaapzakken open te gooien en verder gebruik te maken van de lichaamswarmte. Dat hielp.
Wouter en Esther lagen diep te slapen – de bikkels. Ik hoopte dat het morgen weer een beetje beter zou gaan.