De Nachtwacht is een beroemd schilderij dat geschilderd is door Rembrandt van Rijn, het is het beroemdste schilderij van Nederland. De volledige naam van het schilderij is “De compagnie van Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren.” Het schilderij heeft alleen zo lang in het donker moeten staan wachten, dat het helemaal donker is geworden. Het schilderij 363 x 437 cm en een olieverfschilderij. Het schilderij is gemaakt in 1642. Er is ooit ook een stuk van het schilderij afgesneden omdat het niet op de muur paste.
Maureen heeft haar praatje gedaan en staat achter mij. “Wat vind je ervan.”, vraagt ze. “Soms kun je dingen afgknippen, maar worden ze er niet beter op.”, zeg ik. “Hebben ze die stroken nog die zijn afgeknipt?” Maureen moet lachen. “Dat zou goud waard zijn, maar nee, als je er eenmaal afligt, kom je er niet meer op. Het is weg”
Ik leg mijn schift weg en neem een slok water, “Bizar”, bedenk ik. “Bizar hoeveel dingen er elke dag weer in elkaar passen. Ik ze weg heb gelaten en nu toch weer terug kunnen komen. Ik wist wel van dit stukje, maar dat afknippen was ik weer even vergeten.” Mijn
hoofd draait. Ik moet naar bed. Ik hoor Ruth naar beneden komen.Ik lig eruit – we waren begonnen met vrijen, maar hebben het niet afgemaakt. Het was niet de drank hoor – dat is nooit echt de rede bij mij. Ik wilde het heel graag, maar ik moest ineens keihard janken. Ik kon het niet een uitleggen. Die schijfsels breken je op als je ze terug bladert. Als je dat doet – te lang – dan vreet het je op. Omdat ik geen idee had waar iedereen was. Het maakte mij zo verdrietig. Waar ben je toch Bo, Marieke, Maureen, Lieke, Marinda? Ik kon het Ruth niet uitleggen. “Stop maar, laten we maar stoppen. Gaan slapen.”, zei ik. Ze dacht vast dat ik een geweten had. Dat we niet mochten vrijen omdat het uit was – over en uit.
De volgende ochtend heb ik ontbijt – nou ja meer een late lunch gemaakt. Het was gezellig aan tafel. Ik moet me er maar bij neerleggen en het beste ervan maken. Je kunt wel heel lang in het donker blijven staan, maar dat maakt zelfs een groot een lelijk gedrocht nog lelijker. Ik moet dit monster maar niet voeden. Ruth is geen monster – ze is prachtig. Ze is alleen nu niet meer van mij.
Ik wacht wel hoor – tot je er bent – tot in de nacht. Je naar mij toe komt en mij bijknipt. Zodat ik pas in een hele mooie lijst. Voor jou – ik weet nog niet wie je bent, maar ik ga gewoon wachten. Niet meer zoeken. Nooit meer – ik ben er klaar mee. Klaar met alles mooier schilderen dan het is. Ik wacht hier wel hoor – als de wacht, tot ver in de nacht.
“Ik begrijp niet echt wat de heisa is rondom dit schilderij hoor.”, zeg ik tegen Maureen. Ze knikt. “Snap ik. Ik kan elke vierkante decimeter bespreken, er zit zoveel in – het is voor die tijd een complex en gedurfd stuk” Ze trekt aan mijn arm. “Maar daar hebben we geen tijd voor. Kom, we gaan naar de kelder.”, zegt ze.
“De kelder? Spannend!”, zegt ik.